Balansverslag derde jaar

Standaard

Tijdens mijn opleiding ben ik sterk veranderd als lezer. Lezen doe ik nog altijd even graag en even veel, maar terwijl ik vroeger eerder ‘meisjesboeken’ las, gaat mijn voorkeur tegenwoordig uit naar de klassiekers van de literatuur of naar boeken die voor een literaire prijs genomineerd zijn of die gewonnen hebben.

Als studente uit de Westhoek en naar aanleiding van de herdenking van de Grote Oorlog, ben ik ook meer boeken gaan lezen over de Eerste Wereldoorlog. Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans, Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs en Godenslaap van Erwin Mortier kwamen alle drie in mijn boekenkast terecht en ik volgde ook wat over deze publicaties in de media geschreven werd.

Post voor mevrouw Bromley kreeg ik voor mijn verjaardag en dit boek kon me zeker bekoren. Van deze auteur las ik op de middelbare school al eerder De engelenmaker, een roman waar ik indertijd zeer van onder de indruk was. Toch vond ik Brijs’ laatste roman eerder jeugdliteratuur. Het verhaal is heel eenvoudig geschreven en zou dus zeker gelezen kunnen worden door young adults.

.

Naast deze recente boeken heb ik dit schooljaar ook een aantal klassiekers gelezen zoals Omtrent Deedee van Hugo Claus, Het behouden huis en De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans.

Ik had nog nooit iets van Hugo Claus gelezen en volgens mijn ouders was dat toch een gemis. Ik ben niet meteen begonnen met zijn grote meesterwerk Het verdriet van België, omdat dat blijkbaar geen eenvoudig boek is. Omtrent Deedee, een van zijn meest gelezen romans, leek mij een betere keuze. Omtrent Deedee vond ik op het eerste zicht een nogal vreemd verhaal, maar na de nodige opzoekingen bleek alles toch een logische samenhang te hebben. De lectuur van dit boek heeft me niet meteen aangezet om nog meer van Claus te lezen, maar wie weet komt het er in de toekomst nog van. Misschien zal ik zijn debuut De metsiers ook nog wel eens lezen.

Willem Frederik Hermans daarentegen kan me blijven bekoren. Nadat ik Nooit meer slapen en Au Pair van hem had gelezen, besloot ik zijn debuutnovelle Het behouden huis te lezen. Direct daarna las ik De donkere kamer van Damokles, een boek dat net als zijn debuut handelt over de Tweede Wereldoorlog. In zijn debuut maakt de lezer kennis met een soldaat die vecht voor zijn vaderland. De donkere kamer van Damokles beschrijft de gebeurtenissen dan weer vanuit het standpunt van een Nederlandse verzetsstrijder.

Beide romans werden in dezelfde, typische stijl van W.F. Hermans geschreven. Toch merkte ik ook verschillen tussen zijn debuut en zijn andere werken. In Het behouden huis beslist het hoofdpersonage volledig zelf wat hij gaat doen, terwijl de personages in zijn andere romans steeds ‘verplicht’ worden om iets te doen, wat dan meestal faliekant afloopt.

Voor het vak Culture in the world las ik ook twee hedendaagse romans, maar dan uiteraard in het Engels. Een boek dat een diepe indruk op mij gemaakt heeft was: The Help van Katherine Stockett (of Een keukenmeidenroman in het Nederlands). De roman vertelt het verhaal van een aantal zwarte keukenmeiden in het Amerika van de jaren ’60 die een boek schrijven over hun ervaringen met racisme en rassendiscriminatie. Het verhaal was bij momenten heel humoristisch, maar anderzijds was het ook heel confronterend want deze praktijken vonden slechts vijftig jaar geleden nog plaats.

the-help

Dit jaar heb ik ook kennis gemaakt met een app over literatuur, Goodreads. Het is een ideale manier om bij te houden welke boeken je al hebt gelezen en welke je nog wil lezen. De app biedt ook suggesties over nog te lezen boeken, op basis van de boeken die je al hebt gelezen. Zeker interessant als je van literatuur houdt!

Ik vond het dit jaar zeker interessant dat ook de jeugdliteratuur aan bod kwam in de lessen. Ik denk dat het liefde was van Kathleen Vereecken kon mij erg bekoren en ik vind het van groot belang dat wie graag leest al jong de goede boeken voorgeschoteld krijgt. Ik heb de jeugdroman Ik denk dat het liefde van Kathleen Vereecken en Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs al aan jongere, leeslustige nichtjes met succes aanbevolen!

Ik situeer mezelf binnen de leesniveaus van Witte, tussen leesniveau 5 en 6. Mijn belangstelling voor literaire klassiekers is gewekt en vaak is mijn interesse in de historische context van een boek de drijfveer om een bepaald werk te gaan lezen. Ik vind het boeiend om een boek in verband te brengen met de actualiteit en auteurs met een aparte stijl kunnen mij wel bekoren. Momenteel heb ik soms nog wat teveel weerstand om een boek te lezen dat in de media als moeilijk of complex wordt beschreven, omdat ik denk dat ik het niet zal begrijpen. Misschien onderschat ik daarin mezelf en moet ik er toch eens voor gaan. Als ik zie dat Godenslaap van Mortier op de leeslijst van leesniveau 6 staat, en ik deze roman zonder problemen graag heb gelezen, dan is dat misschien mijn uitdaging voor de toekomst.

Mocht ik voor de toekomst mijn droomjob kunnen kiezen, dan zou dat misschien wel een job als recensent zijn. Ik weet dat ik als gedreven en ambitieuze lezer al de juiste ingesteldheid heb en ik ontdek dat ik meer en meer verbanden zie tussen verschillende boeken en stromingen binnen de literatuur. Ik hou er ook van om ervaringen uit te wisselen met andere lezers en ik verdiep me meer en meer in recensies van andere auteurs. Nominaties voor literaire prijzen volg ik nauwgezet en over literatuur in het algemeen heb ik mijn eigen mening. Tegelijk besef ik ook, hoe meer ik lees, dat mijn literaire kennis nog ontoereikend is. Er valt nog zoveel interessants te lezen en een goede recensent moet de literatuur in binnen- en buitenland volgen.

Aan mijn kennis over literatuur zal ik in de toekomst dus zeker nog veel werken, maar alles begint met passie. De passie voor lezen, die heb ik, en die is in de voorbije drie jaar in de goede zin geëvolueerd!

Rudy! – De Kolonie MT

Standaard

Rudy! is een productie van Peter De Graef, tevens ook de enige acteur in dit stuk, en Bo Spaenc, die zorgde voor de livemuziek. De productie gebeurde in samenwerking met De Kolonie MT. De tekst werd geschreven door Peter De Graef en het stuk werd ook door hem geregisseerd. De voorstelling ging in première op 18 september 2014. Ikzelf zag de voorstelling op 26 november 2014 in het Wagehuys.

Voor de aanvang van voorstelling waren de gordijnen gesloten. Toen het stuk begon zaten enkel de muzikanten al op het toneel. Eerst hoorden we enkel de stem van het hoofdpersonage, Rudy. Daarna verscheen hij op het toneel.

Het decor was vrij realistisch en minimalistisch. Het had niet echt een belangrijke rol in het stuk. Het hoofdpersonage was therapeut en het decor stelde zijn kabinet voor. Er stonden enkele stoelen, een tafel en een doos met zakdoekjes. Er werden ook een soort decoratieve touwen gebruikt om de ruimte tussen de muzikanten en de acteur te scheiden. Achter de touwen zaten de muzikanten met al hun instrumenten.

Die touwen hadden wel een functie in verband met het licht. De lampen waren gericht op de touwen en soms veranderden de lichten van kleur en dat was dan zichtbaar op die touwen. De lichten ondersteunden de stemming op het toneel. Wanneer het hoofdpersonage een liedje zong, werden de lichten gedimd. De sfeer werd intiemer. Wanneer het hoofdpersonage gewoon aan het woord was, dan was het licht neutraal. Naar het einde toe, wanneer we dus te weten kwamen wat er nu echt gebeurd was, werd het licht rood. Er werd een donkerder en meer duistere sfeer geschapen, mede door het gebruik van het lichtspel.

rsz_rudy_productiefoto_bijgesneden

Er werd gespeeld op een laag podium. Het was niet zo hoog als een gebruikelijk podium. De scheiding tussen spel en publiek was dus nog steeds redelijk klein.

Het hoofdpersonage richtte zich ook af en toe tot het publiek. Het was eigenlijk geen toneel zoals je het normaal ziet, de acteurs speelden geen verhaal. De acteur vertelde gewoon zijn mening over de maatschappij wat dan steeds meer evolueerde naar zijn eigen levensverhaal. Hij vroeg soms ook bevestiging vanuit het publiek, door bijvoorbeeld te vragen om je hand op te steken als je zijn mening deelde.

Het effect daarvan was dat je je als publiek meer kon inleven in zijn situatie en ik voelde ook meer medelijden en sympathie voor het personage.

De speelstijl was natuurlijk. Het was niet dramatisch of karikaturaal. Het spel was gewoon. Wanneer Rudy zich ergerde liep hij heen en weer over het podium. Toen hij vertelde over de dood van zijn vrouw, was hij droevig.

Het genre van deze voorstelling is geen klassiek genre. Het was muziektheater, dus een monoloog afgewisseld door muziek over het leven van het hoofdpersonage. Zo omschreef het gezelschap zelf ook hun voorstelling. In feite was het een andere manier van vertellen.

De voorstelling begon met een aantal maatschappelijke onderwerpen die centraal stonden. Zoals waarom we 2,99 € moeten betalen en geen 3 €, over de reclame-industrie, facebook …

Geleidelijk aan verschoof het stuk naar het eigen levensverhaal van het hoofdpersonage: zijn vrouw pleegde zelfmoord omdat hij een relatie had met één van zijn patiëntes … Het stuk riep ook emoties op zoals medelijden met zijn situatie.

Liefdesverklaring – fABULEUS

Standaard

Liefdesverklaring is een productie van fABULEUS in samenwerking met nbprojects. De tekst werd geschreven door Magne van den Berg en is gebaseerd op Publikumsbeschimpfung van Peter Handke uit 1966. Het spel wordt gespeeld door 6 jonge acteurs: Allen Assi, Bastien Bodarwé, Siska Bouwen, Laetitia Janssens, Stephanie Peeters en Jonas Vermeulen. De première van dit stuk vond plaats op 10 oktober 2014. Ik zag deze voorstelling op 16 oktober 2014 in de grote zaal in OPEK.

Toen we binnenkwamen in de zaal stonden de spelers al op het toneel. Er werd bewust gekozen om een minder groot onderscheid te maken tussen toneel en publiek.

Er was niet echt een decor. Het toneel werd wel afgesloten door een fluo-groen gordijn. Voor de rest stonden er 6 micro’s mooi op een rijtje. Het ‘decor’ was heel minimalistisch.

De belichting ondersteunt de stemming op het toneel. Bijvoorbeeld wanneer één acteur spreekt, dan wordt die belicht. Soms wordt ook het publiek aangesproken en dan werd het publiek ook verlicht.

We kunnen voor deze voorstelling spreken van vlakke vloer theater. Er wordt op het gelijkvloers gespeeld. De scheiding tussen spel en publiek is zeer klein. Ik denk dat dit voor deze voorstelling echt nodig is, want de acteurs spreken het publiek voortdurend aan.

liefdesverklaring3

Het is niet echt een toneel met een verhaal. De acteurs vertellen voortdurend dat ze blij zijn dat we gekomen zijn om te kijken naar hen. Het gaat eigenlijk om een liefdesverklaring gericht aan het publiek. Het is dus moeilijk om er een speelstijl op te plakken.

Omdat de spelers zich voortdurend tot het publiek richten, heb je het gevoel dat je echt deel uit maakt van het spel. Bij toneel met ‘een vierde wand’ ben je gewoon een kijker. Bij dit toneel is ‘de vierde wand’ weg en wordt de kijker echt aangesproken. Op een bepaald moment werden er zelfs mensen uit het publiek gehaald en naar het toneel gebracht. Daardoor werd het publiek niet enkel aangesproken, maar moest het zelfs actief meedoen met de voortstelling.

De tekst is gebaseerd op Publikumsbeschimpfung van Peter Handke, een echte klassieker. Dit toneelstuk was een aanval op het conventionele theater en zijn publiek uit de jaren ’60. Liefdesverklaring is hierop gebaseerd, maar heeft eigenlijk een omgekeerde bedoeling. Zelf spreken de auteurs over een schaduwversie van het stuk. Terwijl Handke het publiek destijds wou aanvallen, zo prijst van den Berg het publiek vandaag de hemel in.

Het genre van deze voorstelling bepalen is heel moeilijk, want er zijn heel wat elementen waar je rekening mee moet houden.

Er zaten eerst en vooral heel wat humoristische elementen in, maar toch was er ook aandacht voor dans en muziek. Zo beatboxte één van de spelers regelmatig. De voostelling is in ieder geval geen klassiek genre, want er zat niet echt een verhaal in, zoals dat bij andere toneelstukken wel het geval is.

Ik denk dat de voorstelling vooral bedoeld was om ons te vermaken, om het publiek een goed gevoel te geven. We werden voortdurend bewierookt en de hemel in geprezen. In die zin was de voorstelling zeker geslaagd, want mij hebben de acteurs zeker kunnen vermaken.

Omtrent Deedee – Hugo Claus

Standaard

1 Vragen en bedenkingen tijdens het lezen

pagina 1/35

Het is moeilijk om de familieverhoudingen te ontdekken, omdat er nogal veel namen voorkomen in de beginbladzijden. Ik besluit de eerste tien bladzijden te herlezen en een overzicht van de personages op te stellen.

Dit eerste hoofdstuk wordt verteld door Nathalie, die als dienstmeid bij pastoor Deedee inwoont. Claude lijkt mij de spilfiguur van het boek, omdat de auteur minst prijsgeeft over hem. Hij heeft een behandeling gehad waarvan hij niet is genezen, hij zal nooit genezen, de anderen behandelen hem met fluwelen handschoenen. Zou hij een druggebruiker zijn?

pagina 36/63

Dit hoofdstuk wordt verteld door Jeanne.

Jeanne licht haar zuster in dat de priester een vriendin zou hebben. Ze zegt het niet met zoveel woorden, maar verwijst naar bloederige strepen op zijn rug, die afkomstig zouden zijn van de nagels van zijn geliefde. Zou dat waar zijn?

Antoine, de broer van Jeanne, leende een overjas van een zekere Schevernels en gaf die aan hun broer Albert om hem tijdens de mis te dragen. Die Schevernels blijkt een oude geliefde te zijn van Jeanne en veroorzaakt verontwaardiging bij Giacomo, haar huidige echtgenoot. Hij denkt dat zijn vrouw Jeanne hem daarmee wil provoceren en verlaat het familiefeest. Zou hij nog terugkeren in het verhaal?

pagina 64/81

In dit hoofdstuk is Antoine aan het woord. Ook hij voelt aan dat er iets aan de hand is met Deedee. Hij doet volgens hem te familiair. Antoine noemt zijn zuster Jeanne een ‘andere’. Bedoelt hij daarmee dat ze van een andere vader zou zijn?

pagina 82/110

Albert vertelt de gebeurtenissen vanuit zijn standpunt. Ondertussen is de hele familie onder invloed van alcohol en hebben ze besloten om verkleedspelletjes te spelen. Hoewel Albert een haat-liefdeverhouding heeft met zijn zoon Claude, toont hij toch een zekere genegenheid voor hem. Is dat welgemeend of is er meer aan de hand?

pagina 111/128

Lotte, de vrouw van Antoine, vertelt het volgende hoofdstuk. Zij is blijkbaar toch niet zo braaf als iedereen denkt en houdt er een geheime agenda op na. Samen met Claude speelt ze een gevaarlijk spelletje dat seksueel getint is en probeert ze iedereen te provoceren. Je voelt als lezer dat het verhaal escaleert. Zou Lotte hierin de hoofdrol spelen?

pagina 129/156

Claude wordt nu de verteller. Zijn relaas van de feiten is heel verward en doet denken aan de verbeelding van iemand die onder de invloed is van drugs. Toch wordt er niet expliciet iets over druggebruik gezegd. Ook Giacomo keert terug in het verhaal en de avond vervalt nu in chaos.

pagina 157/166

Het einde van het verhaal wordt verteld door Nathalie, net zoals het eerste hoofdstuk. We komen de trieste afloop van het verhaal pas in de laatste halve bladzijde te weten.

2 Creatieve werkopdracht

Als creatieve werkopdracht bij deze roman, koos ik ervoor om een recensie te schrijven.

Omtrent Deedee

Omtrent Deedee is in het oeuvre van Hugo Claus een van zijn meest gelezen romans. Toen het in 1963 verscheen, kwam er in datzelfde jaar al een vierde herdruk van op de markt. Dat de roman voor die tijd nogal controversieel was, had daar waarschijnlijk mee te maken.

In het West-Vlaamse boerendorp Memmel komt de familie Heylen naar jaarlijkse gewoonte samen in de pastorie om het overlijden van hun moeder te herdenken. Ook al doet iedereen zijn best om de schijn op te houden als één gelukkige familie, al gauw ontstaan er wrijvingen, intriges en misverstanden. De rijkelijk vloeiende alcohol zorgt ervoor dat de onderliggende jaloezie en de onbesproken vooroordelen van de verschillende familieleden aan de oppervlakte komen. De bijeenkomst escaleert dan ook tot een ordinair gebeuren waarin seksualiteit en geweld niet ver af zijn. Als priester Deedee, die zich opvallend familiair met de familieleden inlaat, de problemen van de homoseksuele Claude afwimpelt, leidt dit uiteindelijk tot een catastrofe die gevolgen heeft voor de hele familie.

Hugo Claus, die met deze roman bewees dat hij een uitstekend verteller is, gebruikte dit verhaal ook voor het toneelstuk Interieur in 1971. In 1989 werd de roman onder zijn regie ook verfilmd als Het sacrament. De alledaagse en herkenbare karaktertrekken van de verschillende personages lenen zich uitstekend voor deze verschillende media.

In de roman gebruikt Claus zeer behendig perspectiefwisselingen om de gebeurtenissen te vertellen. Elk van de zeven hoofdstukken wordt door een ander personage verteld, waardoor de lezer telkens nieuwe puzzelstukjes krijgt die een nieuw inzicht geven in het verloop van het verhaal. Zo bouwt Claus de spanning op tot op het einde van de roman.

Het eerste hoofdstuk wordt verteld door Nathalie, de zwaarlijvige huishoudster van de pastoor, die hem dient en verafgoodt alsof hij God op aarde is. De pastoor, die op gewone weekdagen mijnheer pastoor is, heet op de gedenkdag van moeder Deedee, een afkorting van dienstdoende, want op die dag is hij één met de Heylens.

Vervolgens komt Jeanne aan het woord, de vijf jaar jongere zuster van Nathalie. Zij is de wilde, ongetemde vrouw die geen blad voor de mond neemt, nieuwsgierig is en over alles haar zeg heeft. Dat haar Italiaanse man Giacomo extreem jaloers is, zit haar dwars.

Antoine, de jongste broer, staat bekend als een feestneus en gangmaker. Hij vormt een welstellend, kinderloos echtpaar met zijn saaie, truttige vrouw Lotte die binnen de familie als het domme gansje wordt bestempeld.

Albert, de lievelingsbroer van Nathalie en indertijd ook de favoriet van moeder, is de sukkelaar van de familie. Hij en zijn vrouw zijn werkloos. Zijn vrouw Taatje is alcoholiste en daardoor niet welkom in de familie. Zij ontbreekt dan ook op het familiefeest. Albert bracht wel Claude mee, zijn zoon die op papier een Heylen is, maar waarvan iedereen weet dat Albert niet zijn biologische vader is. Deze jonge puber voelt zich niet goed in zijn vel en worstelt met zijn geaardheid en zijn ontluikende gevoelens van homoseksualiteit. Als hij met zijn problemen toenadering zoekt tot de priester, wimpelt die hem af met alle gevolgen van dien.

Dat deze roman in 1963 heel wat lezers geschokt heeft, is niet verwonderlijk. Anno 2014 is de lezer echter al veel meer gewoon. Het bastion van de kerk en van het geloof is tegenwoordig niet meer onbesproken en tegelijk veel bespreekbaarder dan vroeger.

Door gebruik te maken van verschillende verhaalperspectieven is het boek heel vlot leesbaar. Niettemin zou de lezer zich kunnen laten afschrikken door het kluwen van personages in de eerste bladzijden. De vertelstijl van Claus is nogal direct, met klaar en duidelijke verwoording van het gebeuren. Er is geen ruimte voor poëtische beschrijvingen van de gevoelens van de verteller of van de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt. Claus laat elk personage op een kordate en bruuske manier zijn verhaal doen. De karakters zijn uit het leven gegrepen en getuigen van veel inzicht bij de auteur. De levensechtheid van de karakters die Claus ten tonele voert is spraakmakend en zowel de perversiteit als de menselijke onschuld worden op subtiele manier naar voor gebracht. Hoe priester Deedee omgaat met goed en kwaad, hoe hij een vorm van verraad pleegt tegenover Claude, hoe hij in gebreke blijft terwijl hij als geestelijke als eerste zou moeten klaar staan om iemand te beminnen, dat is waar het in deze roman echt om draait.

Claus maakt het de lezer niet makkelijk. Veel zaken blijven onuitgesproken en onduidelijk. Bepaalde dialogen spelen zich af in het hoofd van de verteller en de gesprekken tussen de verschillende personages zijn daardoor af en toe moeilijk te interpreteren. Het lijkt soms alsof de lezer een toevallige toehoorder is bij een intiem gesprek tussen twee of meerdere kennissen. De lezer mist als het ware een stuk voorkennis om alles wat gezegd wordt goed te verstaan. Er worden zaken verteld waar men niet echt alles van begrijpt, inside informatie waar niet meteen de vinger op gelegd kan worden, interpretaties waarvan men de achtergrond niet kent. Dat maakt dat het verhaal een mysterieus kantje heeft.

Het kantelpunt in de roman is het gesprek dat Claude voert met Deedee, nadat iedereen naar huis vertrokken is of slaapt. Claude bekent aan Deedee zijn homoseksualiteit ‘Ik ben een tapijt, een chocoladestamper, één voor de achterdeur, een klokkeluider’ (blz. 148). Vervolgens maakt hij in het citaat op bladzijde 154 duidelijk hoe hij denkt over de pastoor ‘Je hebt je toog uitgetrokken om onder ons te zijn als één van ons, en nu terwijl je bij me bent durf je je niet meer tonen in je belachelijke blote vel, o, neen, je moet weer een toog aantrekken, je kamerjas, om mij te laten voelen dat ik een andere ben, iemand die je afstoot.’ Dit citaat is in feite de kern van het verhaal, maar roept opnieuw vele vragen op. Vermoedt Claude dat Deedee ook homoseksueel is? Is dat de reden waarom Deedee zich later op de avond met een zweepje afranselt wanneer Nathalie door het sleutelgat kijkt? De ware toedracht wordt door de auteur in het midden gelaten.

Er wordt beweerd dat Claus een negatief mensbeeld had en in zijn romans met messcherpe analyses vaak de draak stak met de hypocrisie in de samenleving. Deze roman is daarvan zeker het bewijs. Met dramatische en vaak ook komische effecten slaagt Claus er in om de lezer te boeien met een eenvoudig, maar meesterlijk relaas. Deze roman uit 1963 is ook in 2014 nog actueel, de samenleving nog steeds hypocriet.

Ik denk dat het liefde was – Kathleen Vereecken

Standaard

1 Vragen en bedenkingen tijdens het lezen

pagina 7/22

Het feit dat Leon als baby te vondeling gelegd wordt met een speelkaart met daarop het cijfer 8 als merkteken, doet vermoeden dat hij in de loop van het verhaal zijn biologische moeder zal ontmoeten. De auteur wekt daardoor reeds in het begin van het verhaal de nieuwsgierigheid van de lezer op.

pagina 22/39

Leon heeft het als kind hard te verduren in het pleeggezin waar hij terechtkomt. Zal hij ooit nog iemand kunnen liefhebben en vertrouwen, nadat zijn pleegzus Méline sterft?

pagina 39/60

Als kind van tien trekt Leon te voet naar Parijs. We kunnen ons vandaag niet meer indenken dat een kind op zo’n jonge leeftijd zo’n reis kan ondernemen. Nochtans was dat voor die tijd niet ongewoon. Kinderen waren al vroeg op zichzelf aangewezen en moesten knokken om te overleven. Hetzelfde scenario zien we vandaag de dag nog steeds in Afrikaanse, Aziatische of Latijns-Amerikaanse landen.

pagina 60/80

Leon lijkt een plaatsje voor zichzelf gevonden te hebben bij Madame Chery. Zal zij hem kunnen behoeden voor de gevaren van de Parijse onderwereld?

pagina 80/100

Wie zijn de mouchards en waarom kan je ze beter vermijden? De auteur maakt de lezer opnieuw nieuwsgierig door niet meteen het antwoord te geven op alle vragen. De indruk wordt gewekt dat Leon met hen in aanraking zal komen en dat dit zware gevolgen zal hebben. Zullen de verwachtingen ingelost worden of zet de auteur ons op het verkeerde been?

pagina 101/122

Leon gaat op zoek naar zijn biologische moeder, maar die zoektocht is geen succes. Ondertussen is Leon aan het werk als lijkenrover op het kerkhof. Deze scènes deden mij denken aan de historische roman Vesalius van Joris Tulkens die ik ooit las. In deze roman maakt de lezer kennis met de 16e-eeuwse Andreas Vesalius, een arts die ’s nachts lijken ging roven, om zijn kennis over de anatomie van het menselijk lichaam bij te schaven. Blijkbaar was dit in die tijd een gangbare praktijk, ook al was het strafbaar, want ook Leon moet Louis, die voor de universiteit werkt, in het grootste geheim goede en bruikbare lichamen bezorgen.

pagina 123/138

Leon wordt als lijkenrover betrapt en laat er bijna het leven bij. Wie is de vrouw die hem in het Hôtel-Dieu komt bezoeken? Zal Gavin, het personage uit zijn jeugdjaren in Morvan, nog terugkeren in het verhaal?

pagina 139/167

Bij het begin van deel 3 van de roman vinden we volgend citaat terug van de bekende schrijver, filosoof en pedagoog Jean-Jacques Rousseau: ‘Beetje bij beetje wordt het bloed warmer, ontwikkelt de geest zich en krijgt het karakter vorm’. Gezien de achterflap van het boek al verklapt dat dit jeugdboek over de oudste zoon van deze filosoof gaat, weet je als lezer al dat Rousseau in feite de biologische vader is van Leon. Parijs is in de ban van het nieuwe boek van deze filosoof Julie, of de nieuwe Héloise. Ook Leon, die het lezen en schrijven ondertussen onder de knie heeft, leest nietsvermoedend het boek van de man die uiteindelijk zijn vader blijkt te zijn. Maar de ontmoeting met zijn biologische moeder is in dit stuk het allerbelangrijkste.

pagina 168/187

Leon ontdekt dat zijn gevoel voor Claire misschien wel liefde zou kunnen zijn. Deze ontdekking is voor hem een raadsel. Zal Claire er in slagen om hem te verlossen van zijn schuldgevoelens tegenover Méline?

pagina 188/208

De hertogin, die de beschermvrouw is van Rousseau, probeert Leon duidelijk te maken dat zijn vader een goed man is. Leon voelt echter alleen maar verachting voor de man die pedagogische teksten schrijft, terwijl hij zijn eigen kinderen allemaal als vondeling achterliet. Ook voor de lezer is het moeilijk om voor hem sympathie op te brengen.

pagina 209/230

Nu Leon weet dat Rousseau zijn vader is, weigert hij om zijn nieuwe werk Emile, een boek over de opvoeding, te lezen. Op aandringen van Claire besluit hij het toch te lezen en ontdekt hij dat zijn vader spijt heeft over het feit dat hij zijn kinderen te vondeling legde. Vanaf dat moment slaagt hij er in om vrede te nemen met zijn verleden.

pagina 231/243

In de epiloog vertelt de auteur nog kort over het verdere leven van Leon en Claire en over het wedervaren van enkele andere personages. We leren ook nog de inhoud kennen van een paar belangrijke brieven die in de roman worden aangehaald.

Ik denk dat

2 Creatieve verwerkingsopdracht

Ter illustratie maakte ik bij deze roman een affiche die in de bijlage terug te vinden is.

De boekenruggen onderaan verwijzen naar het belang van lezen en literatuur dat in de roman aan bod komt. Leon krijgt als vondeling en pleegkind niet de mogelijkheid om naar school te gaan, maar is vastbesloten om ooit te leren lezen. Als kleine jongen beseft hij al dat de kunst om te lezen het verschil betekent tussen iemand zijn en niemand zijn. Met hulp van een plaatselijke onderwijzer krijgt hij het lezen onder de knie voor hij naar Parijs vertrekt en later zal hij daar ook leren schrijven. Hij verdient dan uiteindelijk de kost als briefschrijver.

Het feit dat Leon kan lezen zal hem uiteindelijk naar zijn biologische vader leiden, de filosoof Jean-Jacques Rousseau, die op dat moment grote furore maakt in Parijs met zijn publicaties over het belang van de opvoeding.

Onderaan de affiche heb ik de foto geplaatst van enerzijds Jean-Jacques Rousseau, de biologische vader van Leon, en anderzijds Thérèse Levasseur, zijn biologische moeder. Beiden gaan op hun manier een belangrijke rol spelen in zijn leven en vertegenwoordigen ook de twee werelden waar Leon in zijn leven deel van uitmaakt. Zijn moeder Thérèse is een eenvoudige wasvrouw en kamermeisje. Ze heeft geen opleiding genoten, kan alleen fonetisch lezen en nauwelijks rekenen. Zij vertegenwoordigt de armoede die Leon gekend heeft in zijn kinderjaren. Armoede die vooral in stand gehouden wordt door een gebrek aan opleiding. De vader van Leon is een intellectueel, een filosoof die schrijft en publiceert en die veel aanzien geniet in het Parijse leven van die tijd. Hij komt in de hoogste kringen van de adel en zijn mening over de samenleving is van belang. Leon heeft zijn intelligentie duidelijk van zijn vader geërfd. Hij neemt zijn lot in eigen handen en beslist dat hij wil leren lezen. Die beslissing zal hem een beter leven bezorgen.

De kunst van het schrijven heeft Leon evenzeer van zijn vader geërfd. Hij heeft talent om brieven te schrijven en krijgt er gaandeweg plezier in om de eenvoudige verzoeken van zijn klanten in poëtische teksten om te zetten.

Boven de foto’s van zijn beide ouders vond ik de quote ‘Mijn geboorte was mijn eerste rampspoed’ van Jean-Jacques Rousseau heel goed passen. Dat zijn biologische vader zo’n uitspraak publiceert, terwijl hij zijn vijf kinderen zelf te vondeling heeft gelegd, is treffend. Vooral ook, omdat de quote erg toepasselijk is op het leven van Leon. Met zijn geboorte is de ellende van zijn leven begonnen.

Bovenaan de affiche heb ik een wasdraad met drogende kruiden geplaatst. De kruiden spelen ook een belangrijke rol in het leven van Leon. Als hij na lang rondzwerven een vaste slaapplaats vindt in Parijs, is dat in de kamer van een oude vrouw die stervende is. Madame Chery, een huisgenote, verhuurt de leegstaande kamer met de spullen van de vrouw aan Leon. Daar ontdekt hij haar liefde voor kruiden, die hij verder gaat kweken en waarmee hij op de markt wat geld kan verdienen. De kruiden geven hem de mogelijkheid om ondertussen te leren schrijven, zodat hij later als briefschrijver de kost kan verdienen.

Poster

 

Oorlog en terpentijn – Stefan Hertmans

Standaard

1 Vragen en bedenkingen tijdens het lezen

Het eerste deel van de roman wordt door de auteur zelf verteld en handelt voornamelijk over de jeugd van zijn grootvader in Gent. Af en toe citeert Hertmans zijn grootvader uit de schriftjes die hij in zijn bezit kreeg.

pagina 11/30

Waarom heeft de grootvader van de auteur de grafzerk van zijn moeder verstopt onder de plankenvloer van de kelder? Ik vraag me af of dit familiegeheim door de auteur nog zal verduidelijkt worden en of dit gegeven van belang zal zijn in het verhaal.

pagina 31/51

De toon van het verhaal doet vermoeden dat Urbain en Gabrielle geen gelukkig huwelijk hadden. Op bladzijde 46 citeert de auteur een stuk uit het schriftje van zijn grootvader waarin hij zich richt tot zijn overleden echtgenote: ‘Ons huwelijk is niet makkelijk geweest en ge weet hoe ik gevochten heb met de duivels diep in mij’. Zou dit met zijn ervaringen in de oorlog te maken kunnen hebben?

pagina 55/86

Als kind is Urbain getuige van de Gentse strijd tussen de katholieken en de socialisten. Orde, recht en plicht (eigen aan de katholieke moraal van die tijd) zijn zaken die Urbain hoog in het vaandel voerde en op latere leeftijd heeft hij het vaak moeilijk met het (linkse, socialistische) gedachtegoed van de jeugd. Voorlopig spreekt de auteur nog niet over de oorlogservaringen van zijn grootvader, maar zou de katholieke moraal van die tijd er niet mee de oorzaak van zijn dat jonge mannen in die tijd zo volgzaam naar het leger trokken om er hun ‘plicht’ te vervullen?

pagina 87/114

Hier vertelt Hertmans over de reis die zijn overgrootvader (de vader van Urbain) als kerkenschilder maakte naar Liverpool. Hij werd er door een plaatselijke priester naar toe gestuurd om daar voor de periode van één jaar een kapel te gaan schilderen en keerde op 37-jarige leeftijd als een gebroken man terug.

pagina 115/135

Stefan Hertmans heeft tijdens het schrijven van deze roman ook het nodige opzoekingswerk gedaan. Hij bezocht onder meer alle plaatsen die zijn grootvader in de schriftjes beschrijft en die van belang zijn in het verhaal: de kerken waar zijn overgrootvader muurschilderingen aanbracht, de voormalige gelatinefabriek …

Zou dit visuele aspect van zijn zoektocht bijgedragen hebben aan de kracht van de verwoording ervan?

In het verhaal is het verleden verweven met het heden en vertellen de verschillende generaties hun verhaal door elkaar. Bepaalde zaken, voorwerpen of anekdotes keren daarbij verschillende malen terug en dat is wel aangenaam om te lezen. De auteur vertelt iets, maar nog niet alles. Het waarom van een gebeurtenis of een voorwerp wordt soms pas duidelijk als een andere generatie vertelt. Zo bijvoorbeeld het verhaal van het gouden horloge dat de auteur op de dag van zijn Vormsel van zijn grootvader overhandigd kreeg en dat hij door een spijtig toeval liet vallen waardoor het compleet vernield was. Dit lijkt een gewone anekdote, maar krijgt een grotere en belangrijkere betekenis, als we lezen waar het uurwerk vandaan kwam en hoe het zelfs een rol speelde in Wereldoorlog I.

pagina 136/159

We komen meer te weten over de bijzondere relatie die Urbain had met zijn moeder. Zij huwde na de dood van zijn vader opnieuw met Henri De Pauw. Het was een verstandshuwelijk waar Urbain het heel moeilijk mee had.

Hier begint het tweede deel van de roman, waarin Urbain (de grootvader van de auteur) zelf de gebeurtenissen vertelt. Dit deel handelt over zijn leven aan het front en start in 1914.

pagina 163/190

Hoewel hier een nieuw hoofdstuk van de roman begint, wordt er vaak gerefereerd aan het eerste deel. Soms heel subtiel zoals bijvoorbeeld het ‘Gotsedewaddu’ dat zijn moeder uitspreekt wanneer zij hem een kruisje geeft als hij naar het front vertrekt. Dit ‘God zegene en beware u’ werd in het eerste deel al op een grappige manier verwoord door de auteur.

We komen veel te weten over de eerste weken na het uitbreken van de oorlog. Urbain trekt met zijn garnizoen van Gent, over Leuven, Brussel en Tienen en maakt kennis met de gruwel van de oorlog. Het verhaal is levensecht, soms met woordelijke herhalingen van gesprekken met oversten. Het toont de volgzaamheid van de gewone soldaat en de plichtsbewustheid, maar ook de demoralisering, het heimwee en de angst.

pagina 191/215

Urbain blijkt een schitterend verteller te zijn met oog voor detail. Als lezer word je meegezogen in het verhaal, zonder dat je het gevoel hebt dat dit de zoveelste vertelling is over het leven aan het front. Het verhaal doet me denken aan de roman Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs[1], maar dit verhaal voelt échter aan, misschien omdat het verteld wordt door iemand die het zelf meemaakte.

pagina 216/233

Op pagina 217 opnieuw een verwijzing naar het verleden: ‘Ik klamp me vast aan het enige wat me aan mijn verre jeugd verbindt: het uurwerk van mijn vader, dat wonder boven wonder nog steeds loopt. Het tikt in mijn jaszak als een tweede hart (…)’. Die verwijzingen vind ik heel treffend en passend in het verhaal. Ze lijken wel puzzelstukjes die op het juiste moment hun plek vinden in de roman. Ze zorgen bij de lezer voor een aangename herkenbaarheid.

pagina 234/262

Urbain is ondertussen sergeant-majoor met de nodige eretekens en krijgt zelfs een medaille van de koningin, nadat hij gewond is geraakt aan zijn been. Het moment dat hij thuiskomt na de bevrijding is mooi beschreven en maakt opnieuw een tijdsprong naar het heden wanneer we te weten komen waar de obushuls, die hij zijn verdere leven zo koesterde en poetste, vandaan komt.

Het derde deel van de roman begin met een motto, een citaat van W.G. Sebald, en maakt allusie op het leven van Urbain na de oorlog: ‘Nooit, zo zei hij, had hij geloofd hoe lang de dagen, de tijd en het leven konden gaan duren voor iemand die op een zijspoor is gezet.’

pagina 265/290

De auteur is opnieuw zelf aan het woord en hij vertelt hoe Urbain de liefde van zijn leven ontmoette na de oorlog. Dit blijkt niet Gabrielle, maar haar zuster Maria Emelia te zijn. Toch wel een verrassende wending in zijn levensverhaal. Heel mooi is ook hoe Hertmans beschrijft hoe het was om samen te leven met zijn grootvader. De idealen waarvoor hij vocht, blijken na de oorlog namelijk niet zo rooskleurig en humaan meer te zijn. Binnen in hem woedt een innerlijke strijd tussen de idealen die er bij hem zo diep ingehamerd waren en de nieuwe wind die door de samenleving waait. Het maakt hem stil, zwijgzaam en bitter.

Hoe kon Urbain het uithouden om zijn leven door te brengen naast de zus van zijn grote liefde?

pagina 291/334

De schilderkunst die zijn grootvader beoefende, speelt ook in de laatste bladzijden van de roman een grote rol. De lezer maakt kennis met het portret van Gabrielle dat Urbain na haar dood schilderde. De auteur wijst zelf op de loutering en de harmonie die blijkt uit de sfeer van dit schilderij. Ook het (verborgen) portret van Maria Emilia blijkt later bij de auteur terecht te komen. In de laatste bladzijden beschrijft Hertmans treffend de paradox in het leven van Urbain: ‘Oorlog en terpentijn. Heen en weer geslingerd tussen de militair die hij noodgedwongen was geweest en de kunstenaar die hij had willen zijn.’ Een mooi eerbetoon.

2 Mijn leeservaring

Gezien ik als kind opgroeide in de Zuid-West-Vlaamse gemeente Zonnebeke, die op vandaag nog steeds de sporen draagt van de Groote Oorlog 1914-1918, kon ik voor deze opdracht niet voorbij aan de roman Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans.

Het landschap waar ik woon is bezaaid met militaire begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten. Nu de verjaardag van 100 jaar Groote Oorlog herdacht wordt, is er heel wat bijzondere aandacht voor deze gruwelijke periode uit de geschiedenis. Dit merk je ook in de literatuur. Bijna elke week verschijnen nieuwe publicaties die verwijzen naar de Eerste Wereldoorlog. Elke uitgever wil een graantje meepikken van de hype die momenteel heerst in verband met ‘14-‘18, want oorlog verkoopt en oorlogspublicaties vinden vlug hun weg naar geïnteresseerden in binnen- en buitenland. Zowat elke auteur die zich vandaag de dag in de kijker wil werken, lijkt toevallig een familielid te hebben dat aan de Groote Oorlog gerelateerd kan worden. Het is geen sinecure om tussen alle nieuwverschenen oorlogsdagboeken, historische naslagwerken, romans met 1914-1918 als achtergrond, poëziebundels of personenverhalen het kaf van het koren te scheiden. Romans over de Groote Oorlog worden in de pers dan ook vaak met de nodige reserve onthaald. Zo ook de roman Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans. Ik wou wel eens weten wat er waar was van alle controverse rond dit boek.

De gruwel van de oorlog is voor mij zeker geen geheim. Mijn vader, zelf medewerker van het succesvolle museum In Flanders Fields in Ieper, heeft tussen 1991 en 2001 samen met een groep amateurarcheologen (de Diggers) ruim 200 gesneuvelde soldaten opgegraven die nog steeds in het slagveld verspreid lagen. Wanneer niemand zich om de lichamen bekommerde, werden industriegebieden aanvankelijk zonder voorafgaande prospectie uitgebreid. Het gevaar bestond dat oorlogsmunitie en lichamen in de grond bleven, aangezien ze meestal een oponthoud van de bouwwerkzaamheden betekenden. Dankzij het werk van de Diggers kregen deze gesneuvelde soldaten, die zich nog op het slagveld bevonden, een waardig graf en werd geprobeerd om hen nog te identificeren. Wie niet in de Westhoek woont, kan zich niet voorstellen dat wij nog dagelijks munitie, metaal en andere sporen vinden van een wrede oorlog die hier 100 jaar geleden het leven kostte aan zoveel jonge mannen.

Als kind groeide ik dus op in een gezin met bijzondere interesse voor de Eerste Wereldoorlog. Heel wat militair jargon uit de Groote Oorlog (obussen, schrapnels …) is voor mij de normaalste zaak van de wereld. Ik weet hoe het lichaam van een gesneuvelde soldaat er uit ziet wanneer het na 100 jaar wordt geborgen en bij het blootleggen van een dug-out (ondergrondse schuilkelder) was ik al een paar keer een bevoorrechte getuige. De oorlog is hier zo sterk met het dagelijkse leven verbonden, dat ik het vanzelfsprekend vond om Oorlog en terpentijn uit de leeslijst te kiezen. Ik wist ook al dat er een controverse aan de gang was rond de waarheidsgetrouwheid van de roman, nadat Hertmans met dit boek genomineerd werd voor de Libris Literatuurprijs 2014. Nog een bijkomende reden dus om het boek te lezen en me in deze controverse te verdiepen.

Het boek van Hertmans is gebaseerd op de memoires van zijn grootvader, die als soldaat werd ingezet in het Belgisch leger gedurende de vier jaar durende Eerste Wereldoorlog. Hij zou zich voor het schrijven ervan gebaseerd hebben op twee schriftjes die hij tientallen jaren geleden van zijn grootvader kreeg, maar waarvoor hij pas nu klaar was om er mee aan de slag te gaan. Critici wijzen hier terecht op zijn perfecte timing, nu heel wat boeken, naslagwerken en memoires gepubliceerd worden vanwege de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog. Dit argument vind ik zelf niet zo belangrijk. Je kan een auteur toch moeilijk kwalijk nemen dat hij een juiste timing voor zijn publicatie zoekt. Er zijn auteurs die jaarlijks met een nieuw boek naar buiten komen in de maand van de Antwerpse Boekenbeurs. De bedoeling van een publicatie is nog altijd dat ze ook wordt gekocht en gelezen.

Bijkomend was er de kritiek van Arnon Grunberg, die in een essay in het Nederlandse NCR Handelsblad liet uitschijnen dat de auteur meer lof zou verdienen indien de schriftjes een vervalsing zouden zijn. De roman Oorlog en terpentijn is immers een stijlbreuk in het oeuvre van Hertmans, die tot dan toe bekend was als een experimentele en postmodernistische schrijver. Oorlog en terpentijn is als publicatie veel toegankelijker en dus ook leesbaarder dan zijn vorige publicaties.

Het interview van Grunberg bracht vervolgens een controverse op gang over de echtheid van de schriftjes en de echtheid van de gebeurtenissen. Hertmans bezwoer als reactie daarop in diverse media de echtheid van de schriftjes (ze kwamen tijdens een televisie-interview zelfs in close-up in beeld terwijl hij erin bladerde), maar de twijfel was gezaaid.

Omdat mijn vader, als medewerker van het In Flanders Fields museum in Ieper, het personenverhaal van Urbain Martien wilde gebruiken, diende hij zekerheid te hebben over de echtheid van het verhaal. Het mailverkeer tussen hem en Stefan Hertmans bewijst dat de auteur garant staat voor de echtheid van de feiten. De mail heb ik in bijlage bijgevoegd.

Karl van den Broeck[2], recensent en hoofdredacteur van Apache.be, stelde vervolgens dat Hertmans in Oorlog en terpentijn gebruik maakt van een beproefde literaire techniek, die van het ‘valse’ document. Dit betekent niet dat de oerbron (de schriftjes van zijn grootvader) niet zouden bestaan, maar wel dat de schriftjes in de vorm waarin we ze in de roman lezen, niet bestaan. Hij verwijst hierbij naar romans als Robinson Crusoe, Don Quichote, Gulliver’s Travels en Dracula, allemaal meesterwerken die niet of niet helemaal gebaseerd waren op authentieke documenten. Deze schrijfstijl geeft volgens van de Broeck een grote vrijheid aan de auteur, om binnen de grenzen van de waarachtigheid, zijn verhaal te vertellen en de lezer er toch van te overtuigen dat zijn verhaal waar is. Grunberg lijkt volgens van den Broeck te suggereren dat alleen wat verzonnen is literair waardevol kan zijn, een stelling die van den Broeck niet deelt en ikzelf ook niet. Of alle feiten nu waar zijn of niet, Hertmans slaagt er in om de lezer met al zijn zintuigen mee te nemen naar het slagveld van de Eerste Wereldoorlog. Het resultaat is een beklijvend verhaal waarin je het leed van Urbain Martien kan voelen. De auteur slaagt er ook in om de karakters van de verschillende personages subliem weer te geven. Hij gebruikt geen woord te veel, maar slaagt er in om met enkele beelden de stugge, door geloof en Kerk beknotte, eenvoudige mensen uit die tijd tot leven te roepen. Vooral Hertmans’ eigen confrontaties met zijn grootvader, waarin de botsing tussen de oude en nieuwe generatie (de opkomst van de socialisten, het linkse gedachtegoed dat aan de universiteit wordt gepredikt …) wordt beschreven, is heel authentiek en herkenbaar.

Momenteel ben ik de memoires van mijn grootvader aan het verbeteren op taalfouten (hij werd geboren en 1942 en beschrijft zijn jeugd en jonge leven) en ik zie veel gelijkenissen in de manier van vertellen. Ze bevatten faits divers die bijblijven en na herhaaldelijk vertellen in familiale kring bijna urban legends worden, verhalen die op elk familiefeest terugkeren en waar je als kleinkind bijna niet meer naar luistert omdat je ze op dat moment niet belangrijk vindt. Hertmans had nadien spijt dat hij zijn grootvader niet veel meer gevraagd heeft en ontdekte dat het moeilijk was om nog achter de waarheid te komen nadat zijn grootvader overleden was. Net als in het verhaal van Hertmans’ grootvader, ontdek ik ook in het verhaal van mijn grootvader een kant die ik helemaal niet van hem kende. Het is raar om in je grootvader plots een jonge man te ontdekken met verlangens en gevoelens die hij nooit eerder persoonlijk uitsprak. In Hertmans’ roman voel je de persoonlijke betrokkenheid en de drang naar weten en begrijpen van de auteur tussen de regels van het verhaal.

Hertmans maakte van deze roman geen biografie over het leven van zijn grootvader, maar wel een roman die tot nadenken stemt, een werk dat duizend keer meer zegt over de Eerste Wereldoorlog dan heel wat andere oorlogsliteratuur die tegenwoordig in de rekken ligt.

Of deze roman nu al dan niet een stijlbreuk in Hertmans oeuvre betekent, zal de toekomst uitwijzen. Terpentijn wordt gebruikt om verfkwasten schoon te maken om zo een nieuwe kleur te kunnen kiezen. Een betere metafoor voor het schrijverschap is er niet volgens Karl van den Broeck. En ik kan me daar na het lezen van deze roman helemaal in terugvinden.

3 Creatieve verwerkingsopdracht

Ik koos ditmaal niet voor een opgegeven creatieve opdracht, maar verzon zelf een nieuwe opdracht, waarvan ik vind dat hij wel bij het boek past: Zoek een krantenartikel dat bij de inhoud van het boek past (dus niet over het boek). Beschrijf in één bladzijde de overeenkomsten en de verschillen tussen het boek en het artikel.

Ik vond in de zomerreeks De kleine verhalen van de Groote Oorlog[3] het artikel Eerst verkracht en dan zwanger van het kind van ‘den Duits’, waarvan kopie in bijlage. Daarin vertelt auteur Rik Remmery het verhaal van Modest. Hij is het kind dat wordt geboren nadat zijn Vlaamse moeder, als jong meisje wordt verkracht door Duitse soldaten.

De belangrijkste overeenkomst tussen het artikel en de roman Oorlog en terpentijn is de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog . Beide publicaties beschrijven de impact van de oorlog op een eenvoudig mensenleven. Net zoals het jonge leven van Urbain Martien in Oorlog en terpentijn totaal verandert wanneer hij wordt opgeroepen om naar het leger te gaan, krijgt ook het leven van Emma Vandecasteele een onverwachte wending als ze na de brutale verkrachting ontdekt dat ze zwanger is.

Een andere gelijkenis is het feit dat beide hoofdpersonages na de oorlog een liefdeloos huwelijk afsluiten. Urbain huwt na de oorlog met de zus van zijn ondertussen overleden verloofde. Hij doet dit voornamelijk om de schoonouders van zijn grote liefde te plezieren die thuis nog met de overgebleven oude vrijster Gabrielle zitten. Emma huwt op haar beurt met Camille Iterbeke, een man die haar voorkind op zijn naam wilde zetten, waarschijnlijk uit economische overwegingen. Dat was haar enige mogelijkheid om haar kind als ongehuwde vrouw een vader en een toekomst te geven.

Beide hoofdpersonages leven bovendien met een oorlogstrauma waar ze bij leven weinig over vertellen. Pas de volgende generatie slaagt erin om het verhaal op te schrijven. Van beiden worden de memoires vervolgens later door familieleden opgetekend om uiteindelijk in boekvorm te verschijnen.

Er zijn ook verschillen tussen de roman en het artikel. In de roman Oorlog en terpentijn is het hoofdpersonage een man en in het artikel wordt het levensverhaal van een vrouw verteld. In de oorlog was het leven van mannen en vrouwen bovendien totaal verschillend. De mannen waren meestal aan het front en maakten de gruwel van de oorlog aan den lijve mee. Ze werden ingezet als kanonnenvlees, brachten maanden door in de modder van de loopgraven, zagen met eigen ogen de dood en de vernieling en werden verplicht om de grenzen van de waanzin te overschrijden. In tijden van oorlog was alles mogelijk. Ontbering, angst en eenzaamheid, het zijn slechts enkele van de gevoelens waar soldaten dagelijks mee geconfronteerd werden. Voor de vrouwen die achterbleven was het leven voornamelijk bang wachten. Er was de angst voor het slechte nieuws dat mogelijk van het front kon komen, angst voor de bombardementen, angst voor de vijand. Vooral in de bezette gebieden zoals waar Emma woonde, was er de reële angst voor de macht van de vijand. Gerechtigheid was ver te zoeken en verkrachtingen werden dan ook vaak niet bestraft. Voor de slachtoffers die later zwanger bleken te zijn, stopte de terreur niet na de oorlog. Het kind van de vijand werd scheef bekeken en droeg vaak jaren later nog steeds de gevolgen van een daad waar het zelf geen enkele schuld aan had.

Een tweede verschil is dat de roman Oorlog en terpentijn gebaseerd is op het verhaal van de grootvader van de auteur. Het boek is ook al verschenen. Het artikel is een weergave van een verhaal dat nog gepubliceerd moet worden en waarvoor auteur Rik Remmery nog een uitgever zoekt. Het verhaal gaat ook niet over zijn eigen familie. Madeleine, de dochter van Emma en half(zus) van Modest, is een kennis van hem.

Artikel 1 Artikel 2`

Hertmans

 

4.2 Mailverkeer met de auteur

Van: Marc Dejonckheere [mailto:marc2.dejonckheere@telenet.be] 
Verzonden:

woensdag 21 mei 2014 8:34
Aan: stefan.hertmans@telenet.beOnderwerp: Oorlog en terpentijn

Geachte heer Hertmans

Beste Stefan

Met groot genoegen heb ik uw roman ‘Oorlog en terpentijn’ gelezen. Een bron van literair genot en een geloofwaardig fresco van Martiens armoedige jeugd, oorlogservaringen en de nasleep ervan. Het is herkenbaar, omdat ik de verhalen ook uit mijn eigen familie ken, maar dan op de vlucht in Frankrijk en zonder schriftelijke neerslag achteraf.

Omdat ik er stof in zag voor een ‘personenverhaal’ in het In Flanders Fields Museum in Ieper, heb ik er zo’n tekst uit gedestilleerd. Personenverhalen zijn verhalen in 16 lijnen (2x 8) die bezoekers in de kiosken doorheen hun traject in het museum te lezen krijgen: van soldaten, verpleegsters, aalmoezeniers, vluchtelingen, burgerslachtoffers, koppenkappers … die op een bepaald moment bij het conflict in de Westhoek betrokken waren. Zo schreef ik er al 655 ondertussen.

Toen ontspon zich plots een discussie (Grunberg/Ann de Craemer, Karl van den Broeck o.m.) over de waarachtigheid van Martiens cahiers. In literair opzicht maakt het mij niet uit. Een roman is een roman, en het verhaal hoeft niet echt te zijn, wel geloofwaardig, wat het voor mij ook is. Uw roman is m.i. zelfs beter geschreven dan ‘Tot aan de IJzer’ van Max Deauville, die er als arts wél bij was. Ik heb alleen mijn wenkbrauwen eens gefronst toen Urbain het woord ‘zombie’ in zijn mond nam.

Stelt zich nu natuurlijk wel de vraag of de ‘feiten’ waarop ik het personenverhaal van Urbain Martien gebaseerd heb, correct zijn. De personenverhalen zijn van een andere orde dan literaire fictie en moeten wel ‘waar’ zijn. Kunt u hierover uitsluitsel geven? Ontwerp van tekst in bijlage.

Indien u uw fiat geeft, zouden we ook graag een (kop)foto van Urbain ontvangen in hoge resolutie, als noodzakelijke illustratie bij het IFFM-personenverhaal.

Alvast van harte dank voor uw antwoord.

Met vriendelijke groeten,

Marc Dejonckheere

Freelance journalist & tekstschrijver

Prinses Patriciastraat 1

B-8980 Zonnebeke

Tel. 057 46 75 05

Mobiel 0475 64 94 51

marc2.dejonckheere@telenet.be

Van: STEFAN HERTMANS [mailto:stefan.hertmans@telenet.be] 
Verzonden: woensdag 21 mei 2014 10:17
Aan: ‘Marc Dejonckheere’
Onderwerp: RE: Oorlog en terpentijn

Geachte Marc Dejonckheere,

Dank voor uw bericht, uw waarderende woorden en het opgestelde cv van Urbain Martien.

Ik kan u garanderen dat de daarin weergegeven feiten kloppen.

De cahiers bestaan uiteraard – men hoeft alleen maar op you tube de trailer te bekijken om zich daarvan te overtuigen (vandaar dat de hele discussie iets vreemds had…)

Wat betreft het woord ‘zombie’: u bent niet de eerste die daar naar vraagt. Het woord ‘zombie’ is ontstaan in de negentiende eeuw en kwam in de tweede helft in brede lagen van de bevolking in zwang.

Tegen de tijd dat mijn grootvader schreef (de jaren zestig/zeventig) was hij dus al ruim een halve eeuw ingeburgerd.

U vindt de gevraagde foto hier in bijlage.

Met vriendelijke groet,

Stefan Hertmans

[1] BRIJS, S., Post voor mevrouw Bromley, Atlas Contact, Antwerpen, 2011, 506 blz.

[2]http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/blog/karlvandenbroeck/140513_blog_karlvandenbroeck_oorlogenterpentijn_standardhttp://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/blog/karlvandenbroeck/140513_blog_karlvandenbroeck_oorlogenterpentijn_standard

[3] DEMEYER, P., Eerst verkracht en dan zwanger van het kind van ‘den Duits’ Zomerreeks, De kleine verhalen van de Groote Oorlog, Het Nieuwsblad, maandag 4 augustus 2014, pagina 14-15.

Balansverslag tweede jaar

Standaard

Als lezer heb ik zeker een evolutie doorgemaakt. Ik kan zeggen dat mijn literaire voorkeur in stilistisch opzicht compleet veranderd is in vergelijking met het begin van vorig schooljaar. Terwijl ik vroeger snel greep naar gemakkelijk verteerbare lectuur, kies in nu vaker een boek waar toch enig denken aan te pas komt. Uiteraard lees ik nog wel eens een boek uit de chicklit-reeks, maar dat is dan meestal wanneer ik op vakantie ga.

Ik heb ondertussen ook een nieuwe favoriete auteur, namelijk Willem Frederik Hermans. Nadat ik verschillende, zowel positieve als negatieve, reacties had gehoord over zijn boek Nooit meer slapen, besloot ik het te lezen. Het beviel mij uitstekend. Ondertussen heb ik ook zijn roman Au Pair gelezen. Zijn typische schrijfstijl spreekt mij wel aan. De hoofdpersonages gaan in de meeste van zijn boeken op de een of andere manier op ‘tocht’ en er is meestal een open einde. Meestal hou ik niet van open eindes, maar bij Hermans’ verhalen stoort mij dat niet. Hij kan het op zo’n manier verwoorden dat je toch zelf kan verder fantaseren over hoe het verhaal zich verder ontwikkelt. Mijn vader heeft nog heel wat romans van Hermans, die voor de toekomst zeker op mijn verlanglijstje staan.

Afbeelding

Een andere auteur die ik leerde kennen en waarderen was Oek de Jong. Nadat ik zijn omvangrijke roman Pier en Oceaan gelezen had, was ik benieuwd of zijn andere boeken ook zo aangrijpend zouden zijn en nam ik de proef op de som. Opwaaiende zomerjurken stelde mijn enigszins teleur. Pier en Oceaan, zijn meest recente roman lijkt heel erg op Opwaaiende zomerjurken, maar niet zoals bij Hermans. Het hoofdpersonage is in beide boeken bijna identiek: een jongetje met een lui oog dat boos is op alles en iedereen. Beide verhalen verwoorden ook de sterke invloed van de moederfiguur. Het lijkt alsof de Jong de personages uit Opwaaiende zomerjurken gerecycleerd heeft voor zijn nieuwe roman. In de toekomst wil ik deze auteur toch nog beter leren kennen. Cirkel in het gras staat nog op mijn leesprogramma. Ik hoop maar dat het hoofdpersonage niet opnieuw een jongetje met een lui oog zal zijn.

Afbeelding

Ik leerde ook auteurs kennen die mij helemaal niet aanspreken. Een schrijver die ik zeker niet meer vrijwillig zal lezen, is Herman Brusselmans. Er wordt zoveel gezegd en geschreven over hem én zijn boeken, dat ik in eerste instantie benieuwd geworden was naar zijn schrijftalent. Nu weet ik wel zeker dat al die heisa rond zijn romans niet nodig is.

Op de rommelmarkt zag ik zijn roman Uitgever Guggenheimer liggen en schafte mij die aan voor de luttele som van 1 euro. Zelfs als het boek mij zou tegenvallen, wat uiteindelijk het geval bleek, was dit een koopje. Brusselmans’ stijl spreekt me absoluut niet aan. Het is heel plat geschreven en er zit bijna geen verhaallijn in. Het boek is een aaneenschakeling van seksueel getinte passages en provocaties waarin mensen beledigd of in elkaar geslagen worden. Brusselmans heeft een hele reeks romans over het hoofdpersonage Guggenheimer, maar ik ben niet van plan om de rest van de reeks ook te lezen. Ik begrijp ook niet goed wat mensen zo goed vinden aan deze auteur. Misschien is het omdat hij schrijft zonder een blad voor de mond te nemen of het lef heeft om overal de draak mee te steken. In ieder geval verwacht ik meer van een boek dan alleen maar controverse. Een unieke manier van verwoorden, een typische taalgebruik, het scheppen van verwachting bij de lezer, het zijn allemaal elementen die ik bij deze auteur toch wel mis.

 Afbeelding

Momenteel lees ik De Boekendief van Markus Zusak. Ik koos deze roman nadat ik heel wat positieve reacties gehoord had van andere mensen. Het is een heel aangenaam boek met heel wat afwisseling en geschreven vanuit een interessant perspectief. Zeker een aanrader!

In de toekomst staan nog heel wat titels van de leeslijst op mijn eigen leeslijstje: Dit zijn de namen van Tommy Wieringa, Boven is het stil van Gerard Bakker, De ontdekking van de hemel van Harry Mülisch, Jonasson’s De honderjarige die uit het raam klom en verdween … Ik hoop dat ze me even goed zullen bekoren als de andere boeken die ik voor deze blog gelezen heb!

Ondertussen is mijn boekenkast al weer wat uitgebreid. Het bezitten van boeken is ook een nieuwe passie geworden, tot groot genoegen van mijn vader, die zelf een hele bibliotheek bezit. Ik haal mijn boeken meestal in de bib, maar koop ze tegenwoordig ook vaak zelf. De chicklit-literatuur, die vroeger deel uitmaakte van mijn boekenkast, is ondertussen naar de zolder verdwenen.

Ik ben nog steeds een leesbeest. Ik lees ook meer en meer over literatuur. Niets is leuker dan een recensie lezen waarin je van alles herkent over een gelezen roman. Ik kan echt genieten van een gesprek over een goed boek, de verfilming ervan of over een auteur. Mijn passie voor lezen en literatuur is in dit academiejaar gegroeid en ik verwacht er nog veel van voor de toekomst.  

 

JDX – A public enemy door Tg STAN

Standaard

De voorstelling JDX – A public enemy door Tg STAN werd op woensdag 26 maart opgevoerd in de Soetezaal in het STUK in Leuven. De tekst van de toneelvoorstelling is van Henrik Ibsen en werd al in 1882 geschreven. De première van dit stuk was op 19 mei 1993 in de Antwerpse Monty, maar naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van hun toneelgezelschap hernemen ze de voortelling nog eens. Het stuk is dus een bewerking door tg STAN.

Het was zeker geen voorstelling zoals ik er al veel gezien heb. Doordat er geen decor en bijna geen kostumering was, werd de aandacht van het publiek sterk op de spelers gevestigd. Het was zeker een speciale ervaring.

In de Soetezaal zijn er geen gordijnen en aan het begin van de voorstelling kon je dus al het ‘decor’ zien. Ook de spelers stonden al klaar om eraan te beginnen. Er was dus geen onderscheid tussen het publiek en de spelers. Het publiek maakte ook deel uit van de voorstelling.

In deze voorstelling maakte men eigenlijk geen gebruik van een echt decor. Er waren enkel een paar tafels en stoelen waar de spelers op gingen zitten als ze niet moesten spelen. Aan de kant van het podium lag er ook een opgerold tapijt en een lampenkap, waar tijdens de voorstelling één keer naar verwezen werd.

Afbeelding

Aan de andere kant van het podium zat een souffleur die ook de regieaanwijzingen voorlas. Hij beschreef bijvoorbeeld hoe de woonkamer van de dokter eruit zag, maar dat moest je er als kijker zelf bij denken.

Ook aan de kostuums van de spelers was niet veel aandacht besteed. Alle spelers, zowel de mannen als de vrouwen, droegen een pak. Aan de hand van de kostuums werd er wel afgewisseld van personage. Damiaan De Schrijver, die onder andere het personage Peter Stockman speelde, werd Kapitein Horster wanneer hij zijn kostuumvest uit deed.

In het begin was dat voor mij wel een beetje verwarrend, maar naarmate het stuk verder liep, werd het gemakkelijker om de wisseling van personages te volgen.

Ik denk dat het toneelgezelschap vooral de nadruk wou leggen op de tekst van de spelers. Ze wilden misschien vermijden dat het decor en de kostuums zouden afleiden van de essentie van de boodschap die ze wilden brengen.

Het licht in deze voorstelling speelde niet echt een belangrijke rol maar zorgde toch voor een bepaalde nuance. In het eerste deel van de voorstelling was het licht gecentreerd op het centrale gedeelte van het toneel. Wanneer de spelers spraken, stonden ze in de lichtcirkel. Als ze even niet meededen dan zaten ze aan de tafels buiten die lichtcirkel. De kleur van het licht was warm geel. Vanaf het tweede deel werd het toneel helemaal verlicht en veranderde ook de kleur van het licht. De belichting was nu een soort tl-licht wat tamelijk artificieel aanvoelde. Misschien probeerde men via de verandering in de belichting ook de aandacht te trekken op de inhoudelijke veranderingen in het stuk. In het eerste deel stond iedereen nog aan de kant van de dokter, in het tweede deel werd hij een ‘publieke vijand’.

In deze zaal was er geen podium. We kunnen dus zeggen dat er gelijkvloers gespeeld werd. Het publiek zat op een tribune, maar de eerste rij zat als het ware op het speelvlak van de acteurs.

In deze voorstelling was er overwegend karikaturaal spel. Veel personages waren typetjes. Peter Stockman, gespeeld door Damiaan De Schrijver, was bijvoorbeeld een burgemeester die heel opvliegend was en die de schuld altijd bij iemand anders legde. Ook Petra Stockman, gespeeld door Sara De Roo, was een typetje. Zij speelde de ongeruste dochter van Tomas Stockman. Deze laatste was ook karikaturaal. Frank Vercruyssen zette dan weer het typetje van een geloofwaardige wereldverbeteraar neer.

Afbeelding

De spelers richtten zich soms tot het publiek, maar niet vaak. Het was vooral humoristisch bedoeld. Peter Stockman zei bijvoorbeeld “Ik zie dat je volk hebt!” wijzend naar het publiek. Ik denk niet dat er hier een speciale bedoeling achter zat, maar het verkleinde wel de afstand tussen het publiek en de acteurs.

Ik denk dat tg STAN de tekst van Henrik Ibsen redelijk getrouw heeft nagevolgd, omdat ze ook de regieaanwijzing erbij vertelden. Het stuk werd wel vertaald en daarbij probeerde het toneelgezelschap de sfeer van ons kent ons zo goed mogelijk weer te geven. Daarom kozen ze voor een taal die zo direct en zo Vlaams mogelijk was, zonder daarom dialect te zijn.

Aangezien er heel wat typetjes in de voorstelling zaten, kunnen we stellen dat het stuk een komedie is. Ook het feit dat de regieaanwijzingen werden voorgelezen, was grappig. De moraal van het stuk is ook heel voor de hand liggend: met de voorstelling probeert tg STAN het totaal gebrek aan oprechtheid in een democratie aan de kaak te stellen, het gesjoemel, de leugens en de intimidatie, het bedrog van de bevolking en de onverdraagzaamheid.

Deze voorstelling eindigt wel plots, dus we weten eigenlijk niet hoe het Peter Stockman verder vergaat.

In deze voorstelling staat er duidelijk een maatschappelijk en politiek onderwerp centraal. Vooral de rol van de media en hoe die de publieke opinie kan veranderen. In het begin staat iedereen achter Tomas Stockman, maar naarmate zijn broer, Peter Stockman zich ermee gaat bemoeien en zijn macht laat gelden, gaan de mensen hem beschouwen als ‘een publieke vijand’ en dat, terwijl hij alleen het goede voor heeft met het volk.

 

De ideale man – Nationaal Toneel en NTGent

Standaard

Op dinsdag 3 december 2013 ging ik naar de voorstelling De ideale man in de stadsschouwburg in Leuven. Het was een voorstelling van het Nationaal Toneel in coproductie met het NTGent. Het stuk werd geregisseerd door Theu Boermans naar een tekst van Oscar Wilde en in een bewerking van Elfriede Jelinek. De originele tekst werd al in 1895 geschreven door Oscar Wilde.

De première in Nederland was op 19 oktober in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. De première in België vond plaats op 6 november in de NTGent Schouwburg. Mijn eerste indruk van de voorstelling was goed.

De toneelscène werd niet afgescheiden van het publiek. Vanaf het moment dat je op je plaats zat, kon je het decor van de voorstelling al zien: een tuin en een woonkamer/keuken. De woonkamer/keuken was wel nog afgesloten door middel van een ondoorzichtig ‘plexiraam’. Bij het begin van de voorstelling schoof de butler (Frank Focketyn) het raam weg en kon het publiek binnenkijken in de woonkamer. Daarna kwamen de rest van de spelers op.

Afbeelding

Deze voorstelling was een klassiek stuk van Oscar Wilde, gespeeld in een realistisch hedendaags decor met hedendaagse kostuums. Ik denk dat de regisseur met het hedendaags decor wou benadrukken dat het verhaal vandaag ook nog echt kan gebeuren en dat onze moraal in de loop der jaren nog steeds niet veranderd is.

De belichting in dit toneelstuk was zeer sober en neutraal. Het was geen theatraal middel op zich. De belichting voegde eigenlijk geen betekenis toe aan het toneelspel.

Er werd op een podium gespeeld, maar ik zou hier niet spreken van lijsttoneel. Enerzijds werd het publiek aan het begin van de voorstelling niet afgesloten van het decor door middel van rode gordijnen, anderzijds richtten de spelers zich vaak rechtstreeks tot het publiek. De butler bijvoorbeeld, bracht koffie op het toneel en vroeg aan de mensen in de zaal of nog iemand koffie wou. Op het publiek had deze werkwijze een speciaal effect. Het voelde aan alsof de regisseur de kloof tussen spelers en publiek wilde verkleinen. Het stuk ging immers over politiek en wij, het publiek, waren de zogezegde kiezers die moesten stemmen.

De kloof tussen de spelers en het publiek leek dan wel klein, maar toch werd het gevoel van ‘standen’ in ere gehouden. De spelers waren de rijke politiekers, de hoogstaande klasse en het publiek was het gewone volk.

Sommige personages in De ideale man waren typetjes. De butler, gespeeld door Frank Focketyn, was er één van. Ook Mevrouw Markby, gespeeld door Chris Thys zou je een typetje kunnen noemen. Het personage Mabel Chiltern zou ik zelfs omschrijven als een karikatuur. Katja Herbers zette het beeld neer van een ‘puber’ die op slag verliefd wordt op Arthur Goring.

AfbeeldingElfriede Jelinek heeft An ideal husband van Oscar Wilde bewerkt. Ze is redelijk dicht bij het originele verhaal gebleven, maar toch heeft ze hier en daar wat kleine dingen aangepast. Het toneelstuk zit vol dubbelzinnigheden en zogezegde versprekingen. Ik denk dat ze op die manier toespelingen op de actuele politiek wilde mogelijk maken.

We kunnen deze voorstelling een komedie noemen. Vooral op het einde gebeuren er heel wat hilarische dingen. Zo begint het decor langzaam maar zeker in te storten. Er zitten ook een aantal typetjes onder de personages.

De moraal is ook redelijk voor de hand liggend. In deze voorstelling stond een politiek onderwerp centraal. De moraal van dit toneelstuk is dat de (politieke) problemen niet meer worden opgelost maar dat men ze gewoon probeert kwijt te raken. We steken alles in de doofpot en dan hoeven we er niet meer aan herinnerd te worden.

 

 

 

Lolita – Vladimir Nabokov

Standaard

Ik las Lolita uit de reeks van De Morgen, de zogenaamd ‘Verboden Boeken’. Deze roman stond al een tijdje op mijn leeslijst, omdat het om een controversieel thema gaat, namelijk de liefde van een oudere man voor een veel jonger meisje. Ik was vooral benieuwd of het boek de titel ‘verboden boek’ nog wel waard was, aangezien het al dateert van 1955 en er tegenwoordig maar weinig taboes meer overblijven. Het leek me wel een uitdaging om een boek uit het midden van de vorige eeuw, dat door de jaren heen veel stof deed opwaaien, te lezen in 2014.

tumblr_muzwh2D57w1rxpa30o1_1280

Sedert de publicatie van deze roman werd de term lolita bovendien een soortnaam, een hele verdienste voor de auteur Vladimir Nabokov, die geen enkele Amerikaanse uitgever bereid vond om het boek te publiceren.

Lolita is niet alleen controversieel vanwege het onderwerp, maar sinds enkele jaren wordt ook beweerd, dat Nabokov zich bij het schrijven van deze roman sterk zou gebaseerd hebben op het werk van een andere auteur.

Michael Maar beweert in zijn boek The two Lolitas dat de roman van Nabokov verdacht veel overeenkomsten vertoont met het verhaal van Heinz von Lichberg, eveneens met de titel Lolita en geschreven in 1916. Wat nog opvallender is, is dat de verhaallijn van beide werken bijna identiek is. Alleen sterft Lolita in het verhaal van von Lichberg op het einde en speelt het verhaal zich af in Spanje. Het is maar de vraag of Nabokov onbewust inspiratie haalde uit dit verhaal, dan wel of het hier gewoon puur toeval betreft.

Dat de roman Lolita een grote invloed heeft gehad op de samenleving staat vast. Een verleidelijk jong meisje dat vroeger liefelijk nimf of nimfijn (zoals bij Nabokov) werd genoemd, werd plots algemeen bekend als een lolita, een jong meisje dat zich bewust is van haar seksuele aantrekkingskracht. Ouders durfden hun dochter de naam Lolita niet meer te geven, wegens de negatieve bijklank en de seksuele connotatie ervan.

In eerste instantie lokte de publicatie van Lolita niet de verwachte controverse uit. Dat heeft vooral met de schrijfstijl van Nabokov te maken, maar daar kom ik later nog op terug. Toch kwam de roman wel op de verboden leeslijsten terecht en werd de publicatie in vele middens scheef bekeken. Niet zozeer de roman zelf, maar wel het onderwerp lokte controverse en afkeer uit en had zijn voor- en tegenstanders.

Van de roman werden wereldwijd heel wat toneelstukken, films en andere publicaties gemaakt.

Onlangs kwam ik een roman tegen, gelijkaardig aan Lolita van Vladimir Nabokov. De lerares (2013) van Alissa Nutting werd door recensenten beschreven als een hedendaagse Lolita. De publicatie deed veel stof opwaaien, wellicht omdat ze een nog groter taboe aanhaalde:  de liefde en seksuele relatie van een oudere vrouw met één van haar 14-jarige leerlingen. Deze roman deed het debat over pedofilie weer oplaaien en bracht de vraag naar boven of we vrouwen in onze huidige maatschappij niet gemakkelijker laten wegkomen met feiten die we meestal aan mannen toeschrijven.

Afbeelding

Nabokov koos ervoor om het verhaal van zijn roman te vertellen aan de hand van dagboekfragmenten van Humbert Humbert, het hoofdpersonage. Het gaat hier om een ik-verteller. Het is tegelijkertijd een auctoriële verteller, omdat Humbert zijn dagboek pas schrijft als hij in de gevangenis zit. Hij weet in feite al hoe het verhaal zal aflopen en spreekt soms de lezer aan, bijvoorbeeld op pagina 270: En zachtjes, vertrouwelijk, terwijl ze haar dunne wenkbrauwen optrok en haar verdorde lippen rimpelde, liet ze, een tikje spottend, ietwat kieskeurig, niet onteder, op een soort gedempte fluittoon, de naam horen die de scherpzinnige lezer allang heeft geraden.

In feite wil Humbert Humbert  zijn relatie met Lolita uitleggen aan de jury die over hem moet oordelen. Het is dus aannemelijk, dat de verteller niet zo betrouwbaar is. Enerzijds omdat hij zich moet verdedigen tegenover een jury die hem kan veroordelen. Anderzijds omdat we als lezer al te weten gekomen zijn dat Humbert psychisch niet helemaal in orde is. Dat Nabokov het verhaal in de vorm van een belijdenis en een zelfaanklacht schreef, was wel een geraffineerde keuze. Daardoor slaagde hij er in om ook tegenstanders voor zijn roman te winnen.

In de roman staat het thema ‘tegenstelling’ centraal. Zo is er het contrast tussen jong en oud, Lolita versus Humbert Humbert. Daarnaast ook het contrast tussen het verfijnde continent Europa waar Humbert vandaan komt en het platvloerse, ordinaire en oppervlakkige Amerika waar het verhaal zich afspeelt. Dit contrast wordt door Nabokov op een satirische, spottende manier weergegeven. Deze schrijfstijl is één van de redenen waarom de roman zo succesvol werd. Nabokov schrijft bovendien zeer subtiel en impliciet en dat is misschien wel de stijl die dit onderwerp nodig heeft, om het voor de lezer aanvaardbaar te maken.

Vele mensen vinden dat het thema van het boek ‘pedofilie’ is, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Pedofilie behelst enkel de seksuele aantrekkingskracht van een volwassene tot een nog niet geslachtsrijp kind. In de roman Lolita voelt Humbert zich uiteraard seksueel aangetrokken tot Lolita, maar er is ook sprake van een liefdesrelatie.

Toch stelde ik mij tijdens het lezen meer dan eens de vraag of de verteller wel betrouwbaar was, want Humbert praat zijn daden vaak goed. Zo beweert hij: Ik ben geen misdadige seksuele psychopaat die zich oneerbare vrijheden met een kind veroorlooft. Hij is er van overtuigd dat wat hij doet niet verkeerd is en dat Lolita ermee instemt.

Een ander aspect van pedofilie is het feit dat pedofielen vaak hun macht misbruiken en ook bij Humbert Humbert vinden we dat terug. Lolita mag bijvoorbeeld niet met jongens omgaan als ze in Beardsley wonen.

Doordat Humbert zijn daden steeds goedpraat en laat uitschijnen dat Lolita hem verleidt, is het gemakkelijk om je als lezer te laten misleiden. De subtiele manier waarop Nabokov bepaalde dingen vertelt, verdoezelt de daden die Humbert stelt. De lezer verkeert meermaals in een innerlijke tweestrijd. Het is wel boeiend als een auteur dat kan bereiken.

De hoofdpersonages worden psychologisch goed weergegeven. Zowel Humbert als Lolita zijn geen sympathieke personages, maar dat gegeven zorgt er niet voor dat je het verhaal niet verder wil lezen. Door de schrijfstijl van Nabokov krijg je op de een of andere manier een beetje sympathie voor Humbert. Hij slaagt erin de lezer om zijn vinger te winden, waardoor hij wel begrip kan opbrengen voor zijn daden. Dit zijn typische persoonlijkheidskenmerken van een psychopaat.

Het personage Lolita komt tot leven via de beschrijvingen van Humbert. Omdat Humbert als verteller zelf bepaalt wat hij meedeelt over Lolita, kan hij van haar een ideaalbeeld scheppen dat ver van de werkelijkheid staat. Opnieuw kan hij op deze manier laten uitschijnen dat Lolita instemt met de dingen die hij doet. De beschrijvingen van Lolita zijn dus heel subjectief gekleurd.

Het verhaal zou echt gebeurd kunnen zijn. Al komt het nodige toeval ook aan bod in de verhaallijn, bijvoorbeeld wanneer Charlotte Haze, Lolita’s moeder, de reden ontdekt waarom Humbert getrouwd is met haar. Daarna wordt ze overreden en sterft.

De roman is opgedeeld in twee delen. In deel één maken we kennis met Lolita en Humbert Humbert. Hij probeert toenadering te zoeken tot Lolita. In deel twee gaan ze samen op reis doorheen de staten van Amerika. In dit deel krijgt de lezer al het gevoel, dat hij haar dreigt te verliezen. Het boek eindigt met de moord op Lolita’s ‘ontvoerder’.

Al van het begin weet de lezer dat Humbert in de gevangenis zit. Ik ging er van uit dat hij vastzat vanwege zijn relatie met Lolita. Er is niets dat verwijst naar een moord. Ik was dan ook verrast toen op het einde  bleek dat hij voor de moord op Quilty in de gevangenis zat.

Het verhaal speelt zich af in het Amerika van de jaren ’50. Het verhaal zou zich ook ergens anders kunnen afspelen, maar dan zou het contrast tussen het ‘verfijnde’ Europa en het ‘platvloerse’ Amerika wegvallen.

Er zijn heel wat verschillende covers gemaakt voor deze roman, meestal met een jong meisje, een zogenaamde nimfijn. Vaak heeft de cover een meisjesachtige aanblik (roze kleur, fijne tekening …). Zelf heb ik een uitgave gelezen met een Lolita die enkel een rood t-shirt draagt en verder naakt is. Naast haar is haar spiegelbeeld te zien. De cover trok meteen mijn aandacht, omdat ik al wist dat het om een controversieel thema ging. Je zou kunnen stellen dat het spiegelbeeld van Lolita staat voor het ideaalbeeld dat Humbert van haar wil tonen aan de lezer.

Afbeelding

Ik zou het boek aan andere lezers aanbevelen, alleen al omdat het een klassieker is die je nu eenmaal moet gelezen hebben. Het controversiële onderwerp dient de lezer zeker niet af te schrikken. Ik vind dat er tegenwoordig meer choquerende romans worden geschreven dan Lolita. Nabokov slaagt er in om op een subtiele en serene manier over dit onderwerp te schrijven, wat toch wel een verdienste is. Herman Brusselmans kan er nog wat van leren!