1 Vragen en bedenkingen tijdens het lezen
Het eerste deel van de roman wordt door de auteur zelf verteld en handelt voornamelijk over de jeugd van zijn grootvader in Gent. Af en toe citeert Hertmans zijn grootvader uit de schriftjes die hij in zijn bezit kreeg.
pagina 11/30
Waarom heeft de grootvader van de auteur de grafzerk van zijn moeder verstopt onder de plankenvloer van de kelder? Ik vraag me af of dit familiegeheim door de auteur nog zal verduidelijkt worden en of dit gegeven van belang zal zijn in het verhaal.
pagina 31/51
De toon van het verhaal doet vermoeden dat Urbain en Gabrielle geen gelukkig huwelijk hadden. Op bladzijde 46 citeert de auteur een stuk uit het schriftje van zijn grootvader waarin hij zich richt tot zijn overleden echtgenote: ‘Ons huwelijk is niet makkelijk geweest en ge weet hoe ik gevochten heb met de duivels diep in mij’. Zou dit met zijn ervaringen in de oorlog te maken kunnen hebben?
pagina 55/86
Als kind is Urbain getuige van de Gentse strijd tussen de katholieken en de socialisten. Orde, recht en plicht (eigen aan de katholieke moraal van die tijd) zijn zaken die Urbain hoog in het vaandel voerde en op latere leeftijd heeft hij het vaak moeilijk met het (linkse, socialistische) gedachtegoed van de jeugd. Voorlopig spreekt de auteur nog niet over de oorlogservaringen van zijn grootvader, maar zou de katholieke moraal van die tijd er niet mee de oorzaak van zijn dat jonge mannen in die tijd zo volgzaam naar het leger trokken om er hun ‘plicht’ te vervullen?
pagina 87/114
Hier vertelt Hertmans over de reis die zijn overgrootvader (de vader van Urbain) als kerkenschilder maakte naar Liverpool. Hij werd er door een plaatselijke priester naar toe gestuurd om daar voor de periode van één jaar een kapel te gaan schilderen en keerde op 37-jarige leeftijd als een gebroken man terug.
pagina 115/135
Stefan Hertmans heeft tijdens het schrijven van deze roman ook het nodige opzoekingswerk gedaan. Hij bezocht onder meer alle plaatsen die zijn grootvader in de schriftjes beschrijft en die van belang zijn in het verhaal: de kerken waar zijn overgrootvader muurschilderingen aanbracht, de voormalige gelatinefabriek …
Zou dit visuele aspect van zijn zoektocht bijgedragen hebben aan de kracht van de verwoording ervan?
In het verhaal is het verleden verweven met het heden en vertellen de verschillende generaties hun verhaal door elkaar. Bepaalde zaken, voorwerpen of anekdotes keren daarbij verschillende malen terug en dat is wel aangenaam om te lezen. De auteur vertelt iets, maar nog niet alles. Het waarom van een gebeurtenis of een voorwerp wordt soms pas duidelijk als een andere generatie vertelt. Zo bijvoorbeeld het verhaal van het gouden horloge dat de auteur op de dag van zijn Vormsel van zijn grootvader overhandigd kreeg en dat hij door een spijtig toeval liet vallen waardoor het compleet vernield was. Dit lijkt een gewone anekdote, maar krijgt een grotere en belangrijkere betekenis, als we lezen waar het uurwerk vandaan kwam en hoe het zelfs een rol speelde in Wereldoorlog I.
pagina 136/159
We komen meer te weten over de bijzondere relatie die Urbain had met zijn moeder. Zij huwde na de dood van zijn vader opnieuw met Henri De Pauw. Het was een verstandshuwelijk waar Urbain het heel moeilijk mee had.
Hier begint het tweede deel van de roman, waarin Urbain (de grootvader van de auteur) zelf de gebeurtenissen vertelt. Dit deel handelt over zijn leven aan het front en start in 1914.
pagina 163/190
Hoewel hier een nieuw hoofdstuk van de roman begint, wordt er vaak gerefereerd aan het eerste deel. Soms heel subtiel zoals bijvoorbeeld het ‘Gotsedewaddu’ dat zijn moeder uitspreekt wanneer zij hem een kruisje geeft als hij naar het front vertrekt. Dit ‘God zegene en beware u’ werd in het eerste deel al op een grappige manier verwoord door de auteur.
We komen veel te weten over de eerste weken na het uitbreken van de oorlog. Urbain trekt met zijn garnizoen van Gent, over Leuven, Brussel en Tienen en maakt kennis met de gruwel van de oorlog. Het verhaal is levensecht, soms met woordelijke herhalingen van gesprekken met oversten. Het toont de volgzaamheid van de gewone soldaat en de plichtsbewustheid, maar ook de demoralisering, het heimwee en de angst.
pagina 191/215
Urbain blijkt een schitterend verteller te zijn met oog voor detail. Als lezer word je meegezogen in het verhaal, zonder dat je het gevoel hebt dat dit de zoveelste vertelling is over het leven aan het front. Het verhaal doet me denken aan de roman Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs[1], maar dit verhaal voelt échter aan, misschien omdat het verteld wordt door iemand die het zelf meemaakte.
pagina 216/233
Op pagina 217 opnieuw een verwijzing naar het verleden: ‘Ik klamp me vast aan het enige wat me aan mijn verre jeugd verbindt: het uurwerk van mijn vader, dat wonder boven wonder nog steeds loopt. Het tikt in mijn jaszak als een tweede hart (…)’. Die verwijzingen vind ik heel treffend en passend in het verhaal. Ze lijken wel puzzelstukjes die op het juiste moment hun plek vinden in de roman. Ze zorgen bij de lezer voor een aangename herkenbaarheid.
pagina 234/262
Urbain is ondertussen sergeant-majoor met de nodige eretekens en krijgt zelfs een medaille van de koningin, nadat hij gewond is geraakt aan zijn been. Het moment dat hij thuiskomt na de bevrijding is mooi beschreven en maakt opnieuw een tijdsprong naar het heden wanneer we te weten komen waar de obushuls, die hij zijn verdere leven zo koesterde en poetste, vandaan komt.
Het derde deel van de roman begin met een motto, een citaat van W.G. Sebald, en maakt allusie op het leven van Urbain na de oorlog: ‘Nooit, zo zei hij, had hij geloofd hoe lang de dagen, de tijd en het leven konden gaan duren voor iemand die op een zijspoor is gezet.’
pagina 265/290
De auteur is opnieuw zelf aan het woord en hij vertelt hoe Urbain de liefde van zijn leven ontmoette na de oorlog. Dit blijkt niet Gabrielle, maar haar zuster Maria Emelia te zijn. Toch wel een verrassende wending in zijn levensverhaal. Heel mooi is ook hoe Hertmans beschrijft hoe het was om samen te leven met zijn grootvader. De idealen waarvoor hij vocht, blijken na de oorlog namelijk niet zo rooskleurig en humaan meer te zijn. Binnen in hem woedt een innerlijke strijd tussen de idealen die er bij hem zo diep ingehamerd waren en de nieuwe wind die door de samenleving waait. Het maakt hem stil, zwijgzaam en bitter.
Hoe kon Urbain het uithouden om zijn leven door te brengen naast de zus van zijn grote liefde?
pagina 291/334
De schilderkunst die zijn grootvader beoefende, speelt ook in de laatste bladzijden van de roman een grote rol. De lezer maakt kennis met het portret van Gabrielle dat Urbain na haar dood schilderde. De auteur wijst zelf op de loutering en de harmonie die blijkt uit de sfeer van dit schilderij. Ook het (verborgen) portret van Maria Emilia blijkt later bij de auteur terecht te komen. In de laatste bladzijden beschrijft Hertmans treffend de paradox in het leven van Urbain: ‘Oorlog en terpentijn. Heen en weer geslingerd tussen de militair die hij noodgedwongen was geweest en de kunstenaar die hij had willen zijn.’ Een mooi eerbetoon.
2 Mijn leeservaring
Gezien ik als kind opgroeide in de Zuid-West-Vlaamse gemeente Zonnebeke, die op vandaag nog steeds de sporen draagt van de Groote Oorlog 1914-1918, kon ik voor deze opdracht niet voorbij aan de roman Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans.
Het landschap waar ik woon is bezaaid met militaire begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten. Nu de verjaardag van 100 jaar Groote Oorlog herdacht wordt, is er heel wat bijzondere aandacht voor deze gruwelijke periode uit de geschiedenis. Dit merk je ook in de literatuur. Bijna elke week verschijnen nieuwe publicaties die verwijzen naar de Eerste Wereldoorlog. Elke uitgever wil een graantje meepikken van de hype die momenteel heerst in verband met ‘14-‘18, want oorlog verkoopt en oorlogspublicaties vinden vlug hun weg naar geïnteresseerden in binnen- en buitenland. Zowat elke auteur die zich vandaag de dag in de kijker wil werken, lijkt toevallig een familielid te hebben dat aan de Groote Oorlog gerelateerd kan worden. Het is geen sinecure om tussen alle nieuwverschenen oorlogsdagboeken, historische naslagwerken, romans met 1914-1918 als achtergrond, poëziebundels of personenverhalen het kaf van het koren te scheiden. Romans over de Groote Oorlog worden in de pers dan ook vaak met de nodige reserve onthaald. Zo ook de roman Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans. Ik wou wel eens weten wat er waar was van alle controverse rond dit boek.
De gruwel van de oorlog is voor mij zeker geen geheim. Mijn vader, zelf medewerker van het succesvolle museum In Flanders Fields in Ieper, heeft tussen 1991 en 2001 samen met een groep amateurarcheologen (de Diggers) ruim 200 gesneuvelde soldaten opgegraven die nog steeds in het slagveld verspreid lagen. Wanneer niemand zich om de lichamen bekommerde, werden industriegebieden aanvankelijk zonder voorafgaande prospectie uitgebreid. Het gevaar bestond dat oorlogsmunitie en lichamen in de grond bleven, aangezien ze meestal een oponthoud van de bouwwerkzaamheden betekenden. Dankzij het werk van de Diggers kregen deze gesneuvelde soldaten, die zich nog op het slagveld bevonden, een waardig graf en werd geprobeerd om hen nog te identificeren. Wie niet in de Westhoek woont, kan zich niet voorstellen dat wij nog dagelijks munitie, metaal en andere sporen vinden van een wrede oorlog die hier 100 jaar geleden het leven kostte aan zoveel jonge mannen.
Als kind groeide ik dus op in een gezin met bijzondere interesse voor de Eerste Wereldoorlog. Heel wat militair jargon uit de Groote Oorlog (obussen, schrapnels …) is voor mij de normaalste zaak van de wereld. Ik weet hoe het lichaam van een gesneuvelde soldaat er uit ziet wanneer het na 100 jaar wordt geborgen en bij het blootleggen van een dug-out (ondergrondse schuilkelder) was ik al een paar keer een bevoorrechte getuige. De oorlog is hier zo sterk met het dagelijkse leven verbonden, dat ik het vanzelfsprekend vond om Oorlog en terpentijn uit de leeslijst te kiezen. Ik wist ook al dat er een controverse aan de gang was rond de waarheidsgetrouwheid van de roman, nadat Hertmans met dit boek genomineerd werd voor de Libris Literatuurprijs 2014. Nog een bijkomende reden dus om het boek te lezen en me in deze controverse te verdiepen.
Het boek van Hertmans is gebaseerd op de memoires van zijn grootvader, die als soldaat werd ingezet in het Belgisch leger gedurende de vier jaar durende Eerste Wereldoorlog. Hij zou zich voor het schrijven ervan gebaseerd hebben op twee schriftjes die hij tientallen jaren geleden van zijn grootvader kreeg, maar waarvoor hij pas nu klaar was om er mee aan de slag te gaan. Critici wijzen hier terecht op zijn perfecte timing, nu heel wat boeken, naslagwerken en memoires gepubliceerd worden vanwege de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog. Dit argument vind ik zelf niet zo belangrijk. Je kan een auteur toch moeilijk kwalijk nemen dat hij een juiste timing voor zijn publicatie zoekt. Er zijn auteurs die jaarlijks met een nieuw boek naar buiten komen in de maand van de Antwerpse Boekenbeurs. De bedoeling van een publicatie is nog altijd dat ze ook wordt gekocht en gelezen.
Bijkomend was er de kritiek van Arnon Grunberg, die in een essay in het Nederlandse NCR Handelsblad liet uitschijnen dat de auteur meer lof zou verdienen indien de schriftjes een vervalsing zouden zijn. De roman Oorlog en terpentijn is immers een stijlbreuk in het oeuvre van Hertmans, die tot dan toe bekend was als een experimentele en postmodernistische schrijver. Oorlog en terpentijn is als publicatie veel toegankelijker en dus ook leesbaarder dan zijn vorige publicaties.
Het interview van Grunberg bracht vervolgens een controverse op gang over de echtheid van de schriftjes en de echtheid van de gebeurtenissen. Hertmans bezwoer als reactie daarop in diverse media de echtheid van de schriftjes (ze kwamen tijdens een televisie-interview zelfs in close-up in beeld terwijl hij erin bladerde), maar de twijfel was gezaaid.
Omdat mijn vader, als medewerker van het In Flanders Fields museum in Ieper, het personenverhaal van Urbain Martien wilde gebruiken, diende hij zekerheid te hebben over de echtheid van het verhaal. Het mailverkeer tussen hem en Stefan Hertmans bewijst dat de auteur garant staat voor de echtheid van de feiten. De mail heb ik in bijlage bijgevoegd.
Karl van den Broeck[2], recensent en hoofdredacteur van Apache.be, stelde vervolgens dat Hertmans in Oorlog en terpentijn gebruik maakt van een beproefde literaire techniek, die van het ‘valse’ document. Dit betekent niet dat de oerbron (de schriftjes van zijn grootvader) niet zouden bestaan, maar wel dat de schriftjes in de vorm waarin we ze in de roman lezen, niet bestaan. Hij verwijst hierbij naar romans als Robinson Crusoe, Don Quichote, Gulliver’s Travels en Dracula, allemaal meesterwerken die niet of niet helemaal gebaseerd waren op authentieke documenten. Deze schrijfstijl geeft volgens van de Broeck een grote vrijheid aan de auteur, om binnen de grenzen van de waarachtigheid, zijn verhaal te vertellen en de lezer er toch van te overtuigen dat zijn verhaal waar is. Grunberg lijkt volgens van den Broeck te suggereren dat alleen wat verzonnen is literair waardevol kan zijn, een stelling die van den Broeck niet deelt en ikzelf ook niet. Of alle feiten nu waar zijn of niet, Hertmans slaagt er in om de lezer met al zijn zintuigen mee te nemen naar het slagveld van de Eerste Wereldoorlog. Het resultaat is een beklijvend verhaal waarin je het leed van Urbain Martien kan voelen. De auteur slaagt er ook in om de karakters van de verschillende personages subliem weer te geven. Hij gebruikt geen woord te veel, maar slaagt er in om met enkele beelden de stugge, door geloof en Kerk beknotte, eenvoudige mensen uit die tijd tot leven te roepen. Vooral Hertmans’ eigen confrontaties met zijn grootvader, waarin de botsing tussen de oude en nieuwe generatie (de opkomst van de socialisten, het linkse gedachtegoed dat aan de universiteit wordt gepredikt …) wordt beschreven, is heel authentiek en herkenbaar.
Momenteel ben ik de memoires van mijn grootvader aan het verbeteren op taalfouten (hij werd geboren en 1942 en beschrijft zijn jeugd en jonge leven) en ik zie veel gelijkenissen in de manier van vertellen. Ze bevatten faits divers die bijblijven en na herhaaldelijk vertellen in familiale kring bijna urban legends worden, verhalen die op elk familiefeest terugkeren en waar je als kleinkind bijna niet meer naar luistert omdat je ze op dat moment niet belangrijk vindt. Hertmans had nadien spijt dat hij zijn grootvader niet veel meer gevraagd heeft en ontdekte dat het moeilijk was om nog achter de waarheid te komen nadat zijn grootvader overleden was. Net als in het verhaal van Hertmans’ grootvader, ontdek ik ook in het verhaal van mijn grootvader een kant die ik helemaal niet van hem kende. Het is raar om in je grootvader plots een jonge man te ontdekken met verlangens en gevoelens die hij nooit eerder persoonlijk uitsprak. In Hertmans’ roman voel je de persoonlijke betrokkenheid en de drang naar weten en begrijpen van de auteur tussen de regels van het verhaal.
Hertmans maakte van deze roman geen biografie over het leven van zijn grootvader, maar wel een roman die tot nadenken stemt, een werk dat duizend keer meer zegt over de Eerste Wereldoorlog dan heel wat andere oorlogsliteratuur die tegenwoordig in de rekken ligt.
Of deze roman nu al dan niet een stijlbreuk in Hertmans oeuvre betekent, zal de toekomst uitwijzen. Terpentijn wordt gebruikt om verfkwasten schoon te maken om zo een nieuwe kleur te kunnen kiezen. Een betere metafoor voor het schrijverschap is er niet volgens Karl van den Broeck. En ik kan me daar na het lezen van deze roman helemaal in terugvinden.
3 Creatieve verwerkingsopdracht
Ik koos ditmaal niet voor een opgegeven creatieve opdracht, maar verzon zelf een nieuwe opdracht, waarvan ik vind dat hij wel bij het boek past: Zoek een krantenartikel dat bij de inhoud van het boek past (dus niet over het boek). Beschrijf in één bladzijde de overeenkomsten en de verschillen tussen het boek en het artikel.
Ik vond in de zomerreeks De kleine verhalen van de Groote Oorlog[3] het artikel Eerst verkracht en dan zwanger van het kind van ‘den Duits’, waarvan kopie in bijlage. Daarin vertelt auteur Rik Remmery het verhaal van Modest. Hij is het kind dat wordt geboren nadat zijn Vlaamse moeder, als jong meisje wordt verkracht door Duitse soldaten.
De belangrijkste overeenkomst tussen het artikel en de roman Oorlog en terpentijn is de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog . Beide publicaties beschrijven de impact van de oorlog op een eenvoudig mensenleven. Net zoals het jonge leven van Urbain Martien in Oorlog en terpentijn totaal verandert wanneer hij wordt opgeroepen om naar het leger te gaan, krijgt ook het leven van Emma Vandecasteele een onverwachte wending als ze na de brutale verkrachting ontdekt dat ze zwanger is.
Een andere gelijkenis is het feit dat beide hoofdpersonages na de oorlog een liefdeloos huwelijk afsluiten. Urbain huwt na de oorlog met de zus van zijn ondertussen overleden verloofde. Hij doet dit voornamelijk om de schoonouders van zijn grote liefde te plezieren die thuis nog met de overgebleven oude vrijster Gabrielle zitten. Emma huwt op haar beurt met Camille Iterbeke, een man die haar voorkind op zijn naam wilde zetten, waarschijnlijk uit economische overwegingen. Dat was haar enige mogelijkheid om haar kind als ongehuwde vrouw een vader en een toekomst te geven.
Beide hoofdpersonages leven bovendien met een oorlogstrauma waar ze bij leven weinig over vertellen. Pas de volgende generatie slaagt erin om het verhaal op te schrijven. Van beiden worden de memoires vervolgens later door familieleden opgetekend om uiteindelijk in boekvorm te verschijnen.
Er zijn ook verschillen tussen de roman en het artikel. In de roman Oorlog en terpentijn is het hoofdpersonage een man en in het artikel wordt het levensverhaal van een vrouw verteld. In de oorlog was het leven van mannen en vrouwen bovendien totaal verschillend. De mannen waren meestal aan het front en maakten de gruwel van de oorlog aan den lijve mee. Ze werden ingezet als kanonnenvlees, brachten maanden door in de modder van de loopgraven, zagen met eigen ogen de dood en de vernieling en werden verplicht om de grenzen van de waanzin te overschrijden. In tijden van oorlog was alles mogelijk. Ontbering, angst en eenzaamheid, het zijn slechts enkele van de gevoelens waar soldaten dagelijks mee geconfronteerd werden. Voor de vrouwen die achterbleven was het leven voornamelijk bang wachten. Er was de angst voor het slechte nieuws dat mogelijk van het front kon komen, angst voor de bombardementen, angst voor de vijand. Vooral in de bezette gebieden zoals waar Emma woonde, was er de reële angst voor de macht van de vijand. Gerechtigheid was ver te zoeken en verkrachtingen werden dan ook vaak niet bestraft. Voor de slachtoffers die later zwanger bleken te zijn, stopte de terreur niet na de oorlog. Het kind van de vijand werd scheef bekeken en droeg vaak jaren later nog steeds de gevolgen van een daad waar het zelf geen enkele schuld aan had.
Een tweede verschil is dat de roman Oorlog en terpentijn gebaseerd is op het verhaal van de grootvader van de auteur. Het boek is ook al verschenen. Het artikel is een weergave van een verhaal dat nog gepubliceerd moet worden en waarvoor auteur Rik Remmery nog een uitgever zoekt. Het verhaal gaat ook niet over zijn eigen familie. Madeleine, de dochter van Emma en half(zus) van Modest, is een kennis van hem.
`
4.2 Mailverkeer met de auteur
Van: Marc Dejonckheere [mailto:marc2.dejonckheere@telenet.be]
Verzonden:
woensdag 21 mei 2014 8:34
Aan: stefan.hertmans@telenet.be
Onderwerp: Oorlog en terpentijn
Geachte heer Hertmans
Beste Stefan
Met groot genoegen heb ik uw roman ‘Oorlog en terpentijn’ gelezen. Een bron van literair genot en een geloofwaardig fresco van Martiens armoedige jeugd, oorlogservaringen en de nasleep ervan. Het is herkenbaar, omdat ik de verhalen ook uit mijn eigen familie ken, maar dan op de vlucht in Frankrijk en zonder schriftelijke neerslag achteraf.
Omdat ik er stof in zag voor een ‘personenverhaal’ in het In Flanders Fields Museum in Ieper, heb ik er zo’n tekst uit gedestilleerd. Personenverhalen zijn verhalen in 16 lijnen (2x 8) die bezoekers in de kiosken doorheen hun traject in het museum te lezen krijgen: van soldaten, verpleegsters, aalmoezeniers, vluchtelingen, burgerslachtoffers, koppenkappers … die op een bepaald moment bij het conflict in de Westhoek betrokken waren. Zo schreef ik er al 655 ondertussen.
Toen ontspon zich plots een discussie (Grunberg/Ann de Craemer, Karl van den Broeck o.m.) over de waarachtigheid van Martiens cahiers. In literair opzicht maakt het mij niet uit. Een roman is een roman, en het verhaal hoeft niet echt te zijn, wel geloofwaardig, wat het voor mij ook is. Uw roman is m.i. zelfs beter geschreven dan ‘Tot aan de IJzer’ van Max Deauville, die er als arts wél bij was. Ik heb alleen mijn wenkbrauwen eens gefronst toen Urbain het woord ‘zombie’ in zijn mond nam.
Stelt zich nu natuurlijk wel de vraag of de ‘feiten’ waarop ik het personenverhaal van Urbain Martien gebaseerd heb, correct zijn. De personenverhalen zijn van een andere orde dan literaire fictie en moeten wel ‘waar’ zijn. Kunt u hierover uitsluitsel geven? Ontwerp van tekst in bijlage.
Indien u uw fiat geeft, zouden we ook graag een (kop)foto van Urbain ontvangen in hoge resolutie, als noodzakelijke illustratie bij het IFFM-personenverhaal.
Alvast van harte dank voor uw antwoord.
Met vriendelijke groeten,
Marc Dejonckheere
Freelance journalist & tekstschrijver
Prinses Patriciastraat 1
B-8980 Zonnebeke
Tel. 057 46 75 05
Mobiel 0475 64 94 51
marc2.dejonckheere@telenet.be
Van: STEFAN HERTMANS [mailto:stefan.hertmans@telenet.be]
Verzonden: woensdag 21 mei 2014 10:17
Aan: ‘Marc Dejonckheere’
Onderwerp: RE: Oorlog en terpentijn
Geachte Marc Dejonckheere,
Dank voor uw bericht, uw waarderende woorden en het opgestelde cv van Urbain Martien.
Ik kan u garanderen dat de daarin weergegeven feiten kloppen.
De cahiers bestaan uiteraard – men hoeft alleen maar op you tube de trailer te bekijken om zich daarvan te overtuigen (vandaar dat de hele discussie iets vreemds had…)
Wat betreft het woord ‘zombie’: u bent niet de eerste die daar naar vraagt. Het woord ‘zombie’ is ontstaan in de negentiende eeuw en kwam in de tweede helft in brede lagen van de bevolking in zwang.
Tegen de tijd dat mijn grootvader schreef (de jaren zestig/zeventig) was hij dus al ruim een halve eeuw ingeburgerd.
U vindt de gevraagde foto hier in bijlage.
Met vriendelijke groet,
Stefan Hertmans
[1] BRIJS, S., Post voor mevrouw Bromley, Atlas Contact, Antwerpen, 2011, 506 blz.
[2]http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/blog/karlvandenbroeck/140513_blog_karlvandenbroeck_oorlogenterpentijn_standardhttp://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/blog/karlvandenbroeck/140513_blog_karlvandenbroeck_oorlogenterpentijn_standard
[3] DEMEYER, P., Eerst verkracht en dan zwanger van het kind van ‘den Duits’ Zomerreeks, De kleine verhalen van de Groote Oorlog, Het Nieuwsblad, maandag 4 augustus 2014, pagina 14-15.