Sonny Boy – Annejet Van der Zijl (creatieve opdracht)

Standaard

Annejet van der Zijl begint haar verhaal met een treffend citaat van historicus Sebastian Haffner: Wie iets van een bepaalde tijd wil begrijpen, moet biografieën lezen, en dan niet die van staatslieden, maar de in aantal veel te schaarse biografieën van onbekende burgers.

De verhalen van vele onbekende burgers die de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervonden, brachten van der Zijl tot het schrijven van Sonny Boy. In dit opmerkelijke boek vertelt ze het levensverhaal van Rika van der Lans en Waldemar Nods. Zij, een bijna veertigjarige Nederlandse vrouw met vier kinderen, hij, een zeventienjarige zwarte vreemdeling uit Suriname.

Van der Zijl brengt hun liefdesverhaal met een zekere afstand, waardoor de lezer de indruk krijgt dat het boek non-fictie is. De foto’s en brieven die in het boek zijn gepubliceerd, bewijzen dat het verhaal over echte mensen en waargebeurde feiten gaat. Tegelijk interpreteert van der Zijl ook de gebeurtenissen, smelt haar bronnen aaneen en geeft er een eigen toets aan, waardoor de verhaallijn aan belang wint. Het resultaat is een bijzonder genre: literaire non-fictie of een roman-biografie waarin de juistheid van de bronnen niet altijd de bovenhand heeft.

Ik vond dat een creatieve verwerkingsopdracht bij dit boek paste en koos ervoor om de laatste bladzijden van het boek opnieuw te schrijven. Daardoor is het mogelijk om het verhaal een totaal nieuwe wending te geven.

Rika en Waldemar worden tijdens de Tweede Wereldoorlog opgepakt, omdat ze onderdak geven aan Joodse onderduikers. Het wordt voor beiden een lijdensweg. Ze verhuizen van de gevangenis vervolgens van kamp naar kamp, steeds verder van huis en van elkaar. Rika sterft in de gaskamer van Ravensbrück. Waldemar wordt op de vooravond van de bevrijding vanuit het kamp Neuengamme met duizenden andere krijgsgevangenen ingescheept op de Cap Arcona nabij het Duitse Lübeck. De geallieerden denken dat belangrijke nazi-kopstukken via de Oostzee naar Noorwegen trachten te ontkomen en bombarderen de vloot. Ze hebben geen oog voor de duizenden krijgsgevangenen in hun gestreepte pakken, die bij het naderen van de vliegtuigen juichend en jubelend zwaaien met witte lakens. Het bombardement duurt slechts tien minuten en laat een inferno van vuur en dood achter. Waldemar leeft nog, maar het schip waarop hij zit is zinkend. Hij kiest ervoor om naar de kust terug te zwemmen. Als hij een uur later de kust bereikt, uitgeput maar levend, wordt hij in de branding doodgeschoten door piepjonge Duitse soldaten, slechts achtenveertig uur voor het officiële einde van de oorlog.

Mijn verhaal begint met de woorden van de roman op bladzijde 205. Het cursief gedrukte is mijn eigen geschreven einde van het verhaal. Ik probeerde de schrijfstijl van de auteur aan te houden en deed de nodige opzoekingen om mijn verhaal ook historisch te laten kloppen.

Annejet van der Zijl houdt zich op het einde van het boek aan de werkelijke gebeurtenissen en beschrijft hoe Waldemar wordt doodgeschoten, als hij na die uitputtende zwemtocht aankomt aan de kust. Ik koos ervoor om Waldemar te laten leven en bedacht hoe zijn leven en dat van zijn zoon ‘Sonny Boy’ verder zouden zijn gelopen, als ze het einde van de oorlog hadden overleefd.

(…) Waldemar, de zwemmer, behoorde tot degenen die de keuze voor het water maakten. Hij had zijn bovenkleding uitgetrokken en zich met touwen in het water laten zakken. Hij had al in geen jaren meer gezwommen, maar zodra hij het water om zich heen voelde kreeg hij het ritme weer te pakken. Hij was weer vrij.

Waldemar zwom zoals hij dat als kind zo vaak gedaan had op de Surinamerivier. Hoe lang was het inmiddels geleden dat hij zich had laten leiden door het ritme van het getij daar in zijn verre vaderland? Het water was zijn vriend, zo was het altijd geweest en wie de rivier aankon, kon ook de wereld veroveren. Een gevoel van euforie maakte zich van hem meester, terwijl zijn dunne armen het water doorkliefden. Het koude water maakte zijn lichaam gevoelloos en hij wist als geen ander hoe gevaarlijk dat was. Hoe verleidelijk om na al die ontberingen toe te geven aan de genadige dood van het water. De onderkoeling en de kou konden de zwemmer zo weerloos maken, dat hij zich met een vredige en gelukzalige uitdrukking op het gezicht overgaf aan de golven. Maar Waldemar verzette zich met elke vezel in zijn lichaam tegen deze verleiding. Elke slag bracht hem dichter bij de vrijheid. Achter zich hoorde hij het hijgen van een andere zwemmer, die zich net als hij een weg baande door het ijskoude water.

De witte duinen aan de horizon kwamen steeds dichter en rond vijf uur bereikte Waldemar het strand tussen Pelzerhaken en Neustadt. Als verdoofd voelde hij hoe zijn voet de vaste grond raakte. Ook de drenkeling achter hem had het gehaald en samen strompelden ze het strand op. Ze vielen neer in het natte zand, tot op het bot verkleumd en uitgeput.

De uren die volgden kent Waldemar alleen maar van de verhalen van diegenen die hem vonden. Eva, een Duitse vissersvrouw zag hoe twee drenkelingen uitgeput aanspoelden op het strand. Ze vermoedde dat ze ontsnapt waren aan de vuurzee die ze van ver had kunnen zien nabij de Lübeckerbocht. Ze zagen er vreemd uitgemergeld en ziek uit en vooral de zwarte man intrigeerde haar. Nog nooit had ze een zwarte man van nabij gezien. Ze had er geen idee van waar ze vandaan kwamen en of ze Duitsgezind of vijandig waren, maar ze wist wel dat hun leven in gevaar was als ze daar bleven liggen. En waren er in die smerige oorlog al niet genoeg doden gevallen? Samen met haar zuster sleepte ze beide drenkelingen naar een vlakbij gelegen vissershut. Dat was hun redding geweest.

Achtenveertig uur later wordt het einde van de oorlog afgekondigd. Waldemar en Willem blijven nog enkele weken aansterken onder de hoede van Eva en haar zuster en worden daarna  naar Nederland gerepatrieerd.

Vijf weken nadat Waldemar zich met een bovenmenselijke kracht naar de vrijheid zwom, wordt hij herenigd met Waldy, zijn zoon, die ondertussen 16 jaar geworden is en die hij meer dan twee jaar niet meer heeft gezien. De twee lijken vreemden voor elkaar.

Wanneer Waldemar het tragische nieuws verneemt dat Rika de gaskamer niet heeft overleefd, besluit hij met zijn zoon terug te keren naar zijn vaderland Suriname. Niets bindt hem nog  aan Nederland nu zijn geliefde Rika er niet meer is.

Samen met Waldy probeert Waldemar een nieuw leven op te bouwen in zijn voormalige vaderland. De gebeurtenissen uit de oorlog hebben echter bij allebei hun sporen nagelaten.

Waldemar komt de fysieke ontberingen uit de kampen te boven en zijn gezondheid herstelt goed. Alhoewel hij zijn leven opnieuw lijkt op te pakken, ondervindt hij dat ook zijn vaderland veranderd is. Een vijftal jaar na de oorlog beginnen de draden tussen heden en verleden steeds meer in elkaar verward te geraken. Zijn vroegere levenslust en optimisme maken plaats voor weemoed en onbestemd verdriet. Het gemis van Rika en de onmacht tegen het onrecht dat haar werd aangedaan, komt Waldemar maar moeilijk te boven. In 1951, op 43-jarige leeftijd, zwemt hij vanuit de Surinamerivier de oceaan op om nooit terug te keren. De zee spoelt het ondraaglijk verdriet van hem af. Waldemar, zoon van Suriname, groot geworden met het water, geeft uiteindelijk zijn leven aan de golven. Het water draagt hem, het water is zijn vriend. Zo is het altijd geweest.

Waldy ruilt de onbevangen glimlach die hem als kind typeerde in voor een sceptische kijk op het leven. Altijd heeft hij iets verbijsterends in zijn blik, alsof hij zich schaamt dat hij nog leeft. Het hechte gezinnetje dat hij en zijn ouders hadden gevormd te midden van een sceptische wereld is verdwenen en dooft het licht in de ogen van ‘Sonny Boy’. Hij wordt een melancholische man die het moeilijk heeft om relaties met anderen tot een goed einde te brengen. Waldy werkt als journalist bij de bevrijdingskrant Het Parool en studeert later nog politicologie. Op zijn vijftigste maakt hij een ernstige depressie door die psychiaters toeschrijven aan het onverwerkte verdriet uit zijn jeugd. Later doet hij verschillende pogingen om een boek te schrijven over het leven van zijn ouders. Tot zijn grote frustratie zal hij er nooit in slagen om zijn ouders met woorden weer tot leven te wekken.

Sonny-Boy

Plaats een reactie